In België was dus een gans gevonden en de gevolgen kennen we. Het beest was morsdood. ‘Nou ja’, denk ik dan. Wat is daar geks aan? Of ben ik een beetje ontspoord? Mijn kleinkinderen zullen zo’n vraag mogelijk bevestigend beantwoorden. Geregeld worden ze namelijk opgeschrikt door opa die naar de radio stormt om die harder te zetten als daar een gouwe ouwe op te horen is. En dan bedoel ik een echte ‘gouwe ouwe’.

 BEGIN
Het is allemaal begonnen toen ik als dertienjarige met klasgenoten op retraite was. In het West Brabantse Seppe, weet ik nog. We leerden er dat je niet naar de ontluikende borstjes van meisjes mochten kijken. Dat betekende branden in de hel. Het was ook in Seppe dat we in de kloostertuin iets vreemds hoorden. Wij er naar toe en botsten op twee jongens met iets wat we nooit eerder zagen (een gitaar bleek later). Ze zongen een nogal ‘ruig lied’ vonden we. ‘At the hap.’ ‘Dat is rock and roll’, zeiden ze. En daarmee veranderde mijn jeugd, alsook het leven van komende generaties.

MEER    
Ik raakte in de ban van de nieuwe muziek. Mijn eerste idolen waren Eddy Cochran (‘Come on everybody.’ ‘Three steps to heaven’), Gene Vincent (Bibabeluba), Buddy Holly (Heartbeat, Peggy Sue), Marty Robbins (‘Devil woman’, ‘El Paso’). En natuurlijk ook Elvis, Chuck Berry, Roy Orbison, the Beach Boys. Een vervelende eigenschap hadden sommige van die mannen wel. Amper 20 jaar oud namen ze al afscheid. Auto ongeluk, vliegtuig ongeluk, drugs enzovoorts. Maar dat zou hun platenverkoop alleen maar ten goede komen. Ze werden nog beroemder dan ze al waren. Want de dood was toen al de beste p.r. die een popstar zich kan wensen. Ongevraagd begonnen ze aan een carrière die vaak nog winstgevender was dan bij leven. Onvergetelijke tijden waren dat. ‘Rock and rollen’ was puur genieten. Nu hangen jongeren in discotheken verveeld tegen muren, met verdwaasde blik vanwege te veel drugs. Of zitten uren met een gsm te pielen.

 ZELF
Blondjes, vooral domme, vielen destijds op getinte jongens. En als die dan ook nog in een van die vele bandjes van toen zongen moesten die de meisjes bij wijze van spreken uit hun haar kammen. Dus men snapt wat ik ging doen: In een band zingen. Maar omdat anderen vonden dat mijn ´Hello Marylou´ en ´Save the last dance for me´ niet om aan te horen waren was mijn ‘zangcarrière’ van korte duur. Dus werd het luisteren en van elke cent die ik kon missen werden platen gekocht.

Centen was juist mijn probleem, maar daar werd iets op gevonden. En je raadt nooit hoe: Kievitseieren zoeken. Wat heb ik vele uren gesleten in bossen en velden. Er was èèn weiland waar ik me niet op waagde, dat van boer Jan. Die had vuisten ter grootte van een middelgrote stad in Vlaanderen en ik was een jong braaf ventje. Van mijn ‘kievitseieren centen’ gaf ik de helft aan mijn ouders en dan bakte mijn moeder een pannenkoek ter grootte van een wieldop van een middelgrote truck.

A S mislukt als zanger

 ´S NACHTS
Als ik de slaap niet kon vatten dacht ik aan drie dingen. Aan de buren die GEEN duiven hadden, aan weilanden waar nog eieren te vinden waren en welke plaat ik zou kopen. Of ik deed een lamp aan en las de duivenkrant die de buurman altijd voor mij bewaarde. Aan uitslagen geen gebrek. Er waren plaatsen met wel tien clubs. In Itegem speelden in die tijd alleen zonderlingen niet met duiven, zei Jef Houben ooit.  

  HELAAS
Maar tijden veranderden. Kieviten, grutto’s, leeuweriken, patrijzen enzovoorts, je ziet ze nog amper. Verdwenen door de intensivering van de landbouw. De weilanden zijn de weilanden niet meer. Het lijken wel biljartlakens, de insecten waar vogels van moeten leven zijn met dodelijke chemicaliën weg gespoten. Ook de duivenliefhebbers verdwenen en dat merk je op vliegdagen. Ongelooflijk hoeveel duiven hier vroeger over kwamen. Kon ook amper anders. In Tilburg alleen, iets ten noorden van mijn woonplaats, vlogen 5.000 duiven of meer. Nu nog enkele honderden.

 DODE VOGELS
Wat ik ook graag deed was vissen. Ver hoefde ik daarvoor niet te gaan. Met een strop of schepnet in een beekje in de buurt. Bij dorst dronken we van dat beekwater. Moet je nu eens doen. Mogelijk lig je dezelfde dag nog aan de beademing. In die bossen en velden stuitte je geregeld op dode vogels. En waarom ook niet? Die zijn hetzelfde lot beschoren als al wat leeft. En als je dan zo´n vogel lijkje vond, ook al was het een gans, haalde je de schouders op. Het zal wel. Ook vogels gaan dood. Vandaag de dag is een dode vogel nieuws, kunnen we niet met duiven spelen, moeten die zelfs binnen houden. Soms maanden.

 WETENSCHAPPER
Een artikel van een wetenschapper inspireerde me tot dit artikel. Die stelde dat ‘vogelgriep’ van alle tijden is. En ik vroeg me af of die dode vogels van toen er ook aan bezweken konden zijn. Hij had ook slecht nieuws. De man is er van overtuigd dat we ‘van alle tijden’ letterlijk moeten nemen. Ofwel, dat vogelgriep terug zal blijven komen. Het zal toch niet waar zijn zeker? Ik ben geen wetenschapper en kan niet oordelen of hij wel of niet gelijk heeft maar zie wel een hoop waanzin om me heen die er niet zou mogen zijn.

Vogelgriep? Dode vogels zijn van alle tijden

 WAANZIN
Men moet weten dat ik in een dorp woon waar Belgen en Nederlanders broederlijk ondereen wonen, ook duivenliefhebbers. En dat leidt soms tot komische taferelen, zo ook dit voorjaar. Terwijl de Belgische plaatsgenoten hun duiven weken lang niet los mochten laten konden die van de buurman vrij uit vliegen. Op voorwaarde dat hij op Nederlands grondgebied woonde. Je zou bijna zeggen dat Erdogan gelijk heeft als die beweert dat Europeanen ‘een streep kwijt zijn’. Dat mensen die zo iets verzinnen een hersenpan hebben ter grootte van die van een middelgrote mier. Vogelgriep? Het zal wel. Maar iets zit er heel goed fout. Streekgenoot Eric heeft een hok op Nederlands grond gebied en een op Belgisch grondgebied. Vraag me af wat buitenstaanders moeten denken als duiven op het ene hok los mogen en op het andere niet.      

TOEKOMST
Maar hopelijk heeft de wetenschapper ongelijk. Die uitbraken, ophokplichten en niet mogen vliegen is het laatste wat duivensport kan gebruiken. Dus laten we niet doemdenken. Op de achtergrond hoor ik trouwens een vrolijke opwindende rocksong. ‘Let’s have a party’. Mijn mondhoeken gaan weer omhoog en ik zet de radio harder. ‘Wanda Jackson’ zeg ik tegen mijn vijfjarige kleinzoon. Met een vreemde blik in de ogen kijkt hij me aan. En haalt zijn schouders op.