Maarten Hakvoort

Limburgse duivenvanger met 50 jaar ervaring spreekt: “Roofvogels geven voorkeur aan echte reisduiven”

Bertie Geurts uit Gellik, een deelgemeente van het Limburgse Lanaken, is al 50 jaar actief als “duivenvanger”. Vanaf zijn 12 jaar schuimt hij kerktorens, boerderijen, bruggen en zelfs kloosters af om duiven te vangen.
 

“Ik ben er nu 62 en dus al vijftig jaar actief als duivenvanger. Aan een gemiddelde van 170 duiven per jaar kom ik nu aan een totaal van 8.500 duiven. Maximum 5 procent daarvan is geringd en die meld ik allemaal aan. De rest zijn verwilderde duiven, die blijkbaar net als de vele houtduiven aan de roofvogels weten te ontsnappen. Hoe dat komt? Roofvogels kiezen altijd eerst de beste duiven, de gezondste zeg maar. De verwilderde duiven hebben vaak slappe of zelfs haast geen spieren. Redelijk gezond zijn ze wel, behalve de duiven die van varkensboerderijen komen: die zitten vol luizen. Het feit dat roofvogels geen voorkeur hebben voor houtduiven, is volgens mij ook normaal. De duiven eten veel kastanjes en eikels, en daardoor smaakt hun vlees bitter.”

Wetenschappelijk bewezen is zo een theorie uiteraard niet, maar uit de mond van een echte duivenvanger klinkt het toch ietwat geloofwaardig. Dat duiven vangen zit hem overigens in het bloed. Een instinct, zeg maar. “Ik heb ooit hier in Gellik 157 stuks gevangen op 4 dagen tijd in een kerktoren. Daarvan waren er een 40-tal geringd. In Eisden waren er maar 2 geringde tussen de 38 gevangen duiven.”

Bertie vangt altijd alleen en is bijna uitsluitend ’s nachts op pad. Op voorhand heeft hij kooien geïnstalleerd. Op kerktorens werkt hij met een inloop die hij met zijn afstandsbediening (lees: een koord) kan sluiten als hij ter plaatse aankomt.


Een zaklamp en een uitschuifbaar vangnet zijn de attributen waarmee Bertie in het duister aan de slag gaat

De ongeringde duiven gaan de voedselketen in, de geringde worden allemaal gemeld. Bertie: ”De eigenaars moeten die duiven gewoonlijk niet terug hebben. Ik krijg dan antwoorden als ‘het is te ver’ of ‘die duif is al veel te lang weg’, of ‘die duif moest niet op een toren zitten, maar naar huis gekomen zijn’, enzovoort. Een mooie reactie kreeg ik toen ik een oude duif met een Antwerpse ring aanmeldde. De liefhebber in kwestie was overleden, maar zijn vrouw was echt gelukkig met de aanmelding. Ze stuurde het eigendomsbewijs meteen op en ik heb haar een foto van de duif gestuurd. Die vrouw beschouwde dat als een aandenken aan haar overleden man. Ieder jaar krijg ik tijdens de eindejaarsdagen een kaartje van haar.”

Dat iedereen aan de Maaskant en in Midden-Limburg Bertie weet wonen is duidelijk. Van overal tot Nederland toe wordt zijn hulp ingeroepen. “De duiven zorgen soms voor veel overlast, ik ben in torens geweest waar de duivenpoep en pluimen 30 centimeter dik lag, met alle ongezonde gevolgen vandien. Ik heb overigens nog nooit een mooie ongeringde duif gevangen, en heel uitzonderlijk eens een mooie geringde. Een piepjonge Nederlandse duif die ik terugbezorgde, was later goed voor 7 eerste prijzen, maar dat was echt een uitzondering. Met Klaus Saatkamp uit Inden (Aken) en H. Prochazka uit Mulheim, twee Duitse liefhebbers, leidde de terugmeldingen tot duivenvriendschappen en uitwisselingen.”

Bertie is niet alleen duivenvanger, maar ook –liefhebber en verzamelaar van oude klokken en eigendomsbewijzen. Maar het vangen van duiven wil hij nog zo lang mogelijk doen, tot opluchting van priesters en kosters die hun kerktoren duivenvrij willen hebben. “Ik ben niet bang om mijn leven te riskeren, of het nu is om duiven uit een toren te halen, of kersen te plukken in de hoogste top van de boom,” glundert hij. Een klassieke melker kan je Bertie Geurts bezwaarlijk noemen, maar een duivenman is hij zeker in hart en nieren!


Bertie Geurts met zijn beste vriend-duivenmelker Gilbert Delait. Ze kennen maar één gespreksonderwerp: duiven.

 

Bron PIPA.BE