Zondag 22 oktober 2017. De klokt wijst in Bangsar Kuala Lumpur (Maleisië) alweer aan dat het bijna half drie is. In de ochtenduren ben ik al naar het vliegveld geweest om mijn schoonzus terug te brengen. Mijn schoonzus verbleef door zakelijke aangelegenheden een zaterdagje in KL. Het was een mooie gelegenheid om eens goed bij te praten want zij en haar familie verblijven al 7 jaar op Bali.

Het bezoek uit Bali bracht mij ook op een plaats waar ik niet zo een twee drie zou komen. Het bracht mij op de koninklijke poloclub van Selangor. Een wereld van paarden en mensen die het beter hebben dan de gemiddelde inwoner op aarde. Gek genoeg merk je dat niet als je met de mensen ter plekke spreekt. De kennissen van mijn schoonzuster waren alleraardigste mensen, erg geïnteresseerd in het wel en wee van de nieuwkomer (ik dus). Ditzelfde gold overigens voor de andere clubleden waaronder een Nederlander ooit afkomstig uit Rosmalen maar nu al een mensenleven in Maleisië«.

Andersom vroeg ik naar de ervaringen van deze expats plus enkele locals. Interessant om te horen maar hetgeen in het kader van de duivensport zeker zo interessant bleek was het verhaal rond de polosport. Een voor mij vrijwel onbekende sport. Gespeeld op een enorm veld (300 x 200 yards, d.w.z. iets kleiner in meters) door een team van 4 spelers die gezeten op een paard een soort hockey spelen. De echte polospelers zullen mij wel verfoeien om deze simplificatie van deze veelal in adellijke kringen gespeelde sport.

Er wordt gespeeld in verschillende periodes. Meestal zijn dit er vier en na iedere periode van 7,5 minuten wordt er verplicht gewisseld van paard. Per wedstrijd gebruikt iedere speler dus 4 paarden. Op het terrein, achter het clubhuis, bevond zich dan ook een groot stallencomplex. Op mijn vraag hoeveel paarden er stonden antwoordde mijn gastheer:  “bijna 400″. Aangezien hij mij kort daarvoor verteld had dat de club zo’n 40 leden had maakte ik snel het voor de hand liggende sommetje. 40 leden met 400 paarden dat is 10 paarden per lid. Niet dus er bleken een aantal vermogende leden te zijn met soms wel 30 paarden. Deze leden laten vaak anderen hun paarden berijden. Dit zijn dan getalenteerde spelers die zich waarschijnlijk niet de luxe van zoveel (goede) paarden kunnen veroorloven.

Polo 2

Het opmerkelijke was dat mijn gastheer hiermee geen enkel probleem had. Hij noemde het als een fact of live. In deze wereld heeft het ene clublid nu eenmaal meer geld dan het andere dus ook meer mogelijkheden. Hij realiseerde zich waarschijnlijk ook dat zonder deze leden met veel paarden het niet mogelijk is de toch wel zeldzame polosport in stand te houden.

De huidige problematiek van de duivensport ging ook gelijk door mijn hoofd. Ook hier zijn er mensen met meer mogelijkheden dan anderen. Qua hoeveelheid tijd, qua hoeveelheid geld en vaak de weerspiegeling hiervan, de hoeveelheid duiven. Dit thema beheerst de Sociale Media al maanden, zo niet jaren. De trend is dan bijna altijd negatief voor wat betreft de aanwezigheid en de prestatie van wat men massainkorvers is gaan noemen. Ik schreef er al heel vaak over en ik schreef ook al vaker over de kortzichtigheid waarmee dit gepaard gaat. In het seizoen en kort daarna heeft een groot deel van de massa geen goed woord over voor deze leden maar in de winter mogen deze mannen wel komen opdraven voor fora en bovenal een vrachtwagen aan bonnen schenken.

De grote voorman van de tegenstanders heeft deze week voor het eerst en een oplossing aangedragen. An sich vind ik dit positiever dan alleen maar kritiek spuien, echter naar mijn bescheiden mening levert deze oplossing evenveel vraagtekens op als het huidige systeem. Als grote liefhebbers hun beste duiven mogen verzamelen voor een aparte lossing waarin ieder met het gelijke aantal duiven speelt zal hun prijspercentages slechts toenemen. Wellicht hebben ze het de eerste vluchten wat moeilijker omdat vooral de jaarlingen voor verrassingen zorgen maar na een week of vier hebben deze vakmensen echt wel zicht op de ploeg die hun de winst en de punten gaat brengen. Het resultaat zal naar mijn mening nog een dominantere uitslag zijn. Met 19 van de 20 duiven in de prijzen. Waarschijnlijk beginnen ze net zo vroeg als anders omdat ze in de huidige situatie vaak ook al een aantal vaste waarden klokken tussen de duiven die voor verrassingen zorgen.

Ook zie ik niets in deze oplossing ten aanzien van het zogenaamde stayeren. Duiven stayeren naar mijn mening niet. Ik kan mij nog goed de luchtbeelden van de nationale Dagfondvlucht voor de geest halen. Op de vanuit een helikopter geschoten beelden was goed te zien dat de duiven over een breed front vlogen en niet bijvoorbeeld zoals ganzen in een V-vorm vliegen. Bij een duivenvlucht vliegen de duiven die het snelst vliegen en zich het beste kunnen oriënteren voorop. Als de klasse en de juiste afstandsgeschiktheid daar is en de liefhebber ze in de juiste conditie gebracht heeft zullen de sterkste duiven voorop blijven.

Een beeld dat je uiteindelijk ook terug ziet in de uitslagen. Onder een voorwaarde welteverstaan, de windrichting. Vooral op de kortere vluchten speelt de richting van de wind zoals iedereen in onze sport weet een cruciale rol. Het is zoals ik ook al eerder schreef een soort vectormeetkunde. De combinatie van vliegrichting/snelheid en windrichting leidt er dan toe dat de duiven in bepaalde hoeken een hogere snelheid (kunnen) maken omdat ze meer profiteren van de wind als even getalenteerde duiven uit andere gebieden. De kunst is om bij verkeerde wind toch een tijdduif (liefst meerdere) te pakken. Deze duif heeft dan een bovengemiddelde prestatie geleverd.

Terug naar het stayeren. Als er al sprake zou zijn van stayeren lost het beperken van het aantal duiven die slechts beperkt op. Er worden immers niet in iedere regio evenveel duiven ingekorfd. Ik neem een extreem voorbeeld door in de afdeling Noord Holland Aalsmeer tegen Diemen af te zetten. In Aalsmeer en directe omgeving wonen plusminus 25 liefhebbers die dan maximaal 500 inkorven (bij 20 duiven per liefhebber). In Diemen en directe omgeving wonen 5 liefhebbers die dan 100 duiven inkorven. We nemen voor het gemak maar even aan dat de duiven in Diemen en Aalsmeer van gelijke kwaliteit zijn en dat ze net zo goed verzorgd worden. Waar denk u dan dat de eerste duiven zullen vallen onder normale omstandigheden? Lijkt me voor de hand te liggen. Wat zou de volgende maatregel dan worden? Dat de liefhebbers in Aalsmeer er nog maar 4 in mogen korven om het aantal te matchen aan dat van de collegae uit Diemen? De vraag is dus waar de grens ligt.

Naar mijn mening wordt het probleem echter vooral veroorzaakt door mensen die niet tevreden zijn over het eigen niveau van presteren doordat ze de verkeerde inschatting van het eigen niveau maken. Niet iedere voetballer heeft het talent van een Johan Cruijff of een Marco van Basten. Met duivenmelkers is het niet anders. Er zijn gewoon mensen die er meer van kunnen dan anderen. Voorbeelden te over. Van melkers met veel en weinig duiven. Van melkers die alles verkochten en er binnen korte tijd weer stonden.

Simpelweg doordat ze beter in staat zijn een duif goed te verzorgen of te motiveren. Ze zijn meer duif onder de duiven en doen dit vaak zonder dat ze het exact weten hoe veel dingen ze goed doen. Ze verliezen zich ook vaak niet in randzaken maar richten zich op wat het belangrijkste is. Het goed verzorgen van de duiven. Als dit talent gepaard gaat met veel duiven wordt het voor de buurt natuurlijk wel een beetje vervelend.

Echter hier ligt dan de uitdaging voor de anderen. Ik kan mij nog goed mijn eerste jaren in Aalsmeer herinneren. Ik speelde gelijk al leuk mee met een behoorlijk grote ploeg duiven maar er was een kleine liefhebber met slechts 12 weduwnaars die bijna wekelijks aan de kop speelde. Vaak nog met goede series ook. Zijn duiven waren van de juiste kwaliteit en werden goed gespeeld. Helaas zorgde wat tegenslag op meerdere fronten er voor dat hij al jaren op een lager niveau speelt. Klagen doet hij echter nooit over de andere grotere liefhebbers. Hij weet immers dat toen hij de kwaliteit nog had hij wel gelijke pas kon houden. Hij zoekt het bij zichzelf en is het afgelopen jaar gestart met duiven van een van onze topspelers. Ik heb zo’n vermoeden dat als de tijd hem gegund is hij over enkele jaren weer mee doet als in de jaren dat ik in Aalsmeer kwam wonen.

OP EIGEN HOK

Is het nog 3 weken tot 12 november. Nog 3 weken waarin mijn vader en vrouw zich moeten inspannen om de duiven naar de verkoop in Rijsbergen te brengen. Best wel een rare gedachte om in Kuala Lumpur te zitten en te beseffen dat anderen, naasten weliswaar, bezig zijn met de duiven die mij zo aan het hart gingen. Ook wel erg fijn dat zij dit doen want het is ook weer niet zo’n geringe opgave. Het aantal is wel stukken lager dan voorheen maar toch.

De voorbereiding van de verkoop nadert de laatste fase. Vanaf afstand communiceer ik veelal via de mail met de verkoopleider. Ook best gek en waarschijnlijk ook best zeldzaam. Ik kan mij persoonlijk niet veel verkopen herinneren waarbij de eigenaar al in het buitenland zat. Maar goed, ik ben altijd een beetje anders dan anderen.

Voor het overige valt er qua duiven niet veel te melden. In Kuala Lumpur heb ik nog geen postduiven kunnen ontdekken. Wilde duiven zijn er genoeg maar nog nergens zal ik een koppeltje vliegen. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik ook nog niet echt de gelegenheid heb gehad om hier op te letten. Op het moment dat ik naar het werk rijd is de dag net aan het beginnen en als ik naar huis afreis begint de avond meestal al te vallen. Bovendien moet ik mijn aandacht bij het verkeer houden want links rijden is toch op heden best een kunstje dat wat concentratie vereist.

De komende weken zal ik eens beter opletten maar misschien word ik ooit een van de eerste duivenmelkers in KL. De tijd zal het leren. Tot volgende week,

Michel Beekman