Een zondag in mei 2017. Het is mooi weer, de wind zuidwest. De Antwerpenaren hebben zoals gebruikelijk twee vitesse vluchten, een uit Quievrain en een uit Noyon.

‘Wind mee? Dan kan elke duif winnen. Ze hoeven enkel de staart open te zetten om zich naar huis te laten waaien.’ Dat is tenminste wat sommigen beweren. Vooral als ze zelf met zo’n weer slecht presteren. ‘

Immers, geen volk dat vindingrijker is dan duivenmelkers als ze een verklaring zoeken voor eigen falen.

Maar geloof me, ook (of vooral?) bij hoge snelheden heb je goede nodig en meer nog vorm. Dan wordt het oriënteringsvermogen immers extra op de proef gesteld. Ooit gaf ik voorbeelden van superduiven die bij hoge snelheden excelleerden. Misschien krijg ik nog wat disbelievers aan mijn kant na het lezen van dit artikel.

 JOS COOLS
Van het ‘Tienverbond’ in Antwerpen wordt beweerd dat de concurrentie er groot is. Dat heet op vitesse. Jos Cools is er een van de smaakmakers.  Omdat grote hokken, zeker op de verdere afstanden, al genoeg publiciteit krijgen heb ik hier aan hem nog uitgebreid aandacht besteed. Pipa volgde en meteen veranderde het leven van deze kleine grote uit Grobbendonk. Moest hij overtollige duiven voorheen naar de poelier brengen, en daar zaten soms bewezen klasbakken bij, nu stond men aan te schuiven om zijn duiven. Jos moet vaak het hoofd geschud hebben bij die omslag. Helaas zou hij een prijs moeten betalen voor zijn onverwachte roem. Onverlaten beroofden hem van zijn kwekers!

 SLECHTS NEGEN
Jos doet het niet met nakomelingen van ‘Rudy’, ‘Harry’, ‘den Olympiade’ of andere Iconische duiven. Die zullen er ook in Antwerpen wel zitten, maar Cools prefereert kwaliteit uit eigen streek boven ‘pedigree duiven’ die hij niet kent, maar dat terzijde. Waar ik het over wil hebben is die zondag in mei met dat mooie weer en die wind van achter. Volgens velen dus zo’n dag met geluksweer en derhalve ‘geluksvluchten’. Cools won in het Tienverbond de 5e en 7e prijs tegen 1.057 duiven met… 2 duiven mee. Toen hij ‘alles’ thuis had wachtten de meesten op hun eerste duif. Dezelfde dag won die andere grote man op vitesse, Herman Bevers, in zijn samenspel de 1e prijs met een duif die 1.850 mpm maakte. Dat kan natuurlijk maar wat zo knap was? Dezelfde klepper won eerder de 1e prijs aan een snelheid van 1.150 mpm! Hoezo, geluksvluchten met wind mee?

 GROTE WOONBAKKEN
Omdat vooral ‘op vitesse’ elke seconde telt is goed binnen komen al bijna even belangrijk als ‘op tijd zijn’. En daar wordt door de specialisten aan gewerkt. Ze weten dat ‘honger’ niet de sleutel is voor vlot binnen komen maar motivatie. En die krijgen duiven ‘vanuit het hok’. Dienaangaande valt op dat veel van die ‘vitessemannen’ grote broedbakken hebben waaraan de duiven zich enorm hechten. Duiven pakken is geen probleem, integendeel. Sommigen zouden bijna handschoenen aan moeten trekken om de handen te beschermen tegen de pikgrage doffers die in hun nestbak met rust gelaten willen worden.

Hoe anders is het bij vele anderen. Als die een duif willen pakken hoor je van buiten het hok hoeveel moeite dat kost. Duiven vliegen panisch alle kanten uit om aan de grijpgrage handen van de liefhebber te ontkomen. Als die dan met een doodsbange duif in handen het hok uit komt zijn rondvliegende pluimen het levende bewijs van zijn onkunde.

 BELANGRIJK
De gehechtheid aan het eigen territorium, de wil om dat te verdedigen, is een zeer belangrijke eigenschap van duiven. Die eigenschap is van buitenaf niet zichtbaar en daarom dat je juist de kampioenen vaak hoort beweren niets van duiven te kennen. Het verklaart waarom ik gecharmeerd ben van jongen die je bij wijze van spreken in het donker van het hok kunt pakken omdat je weet waar ze zitten. Je weet welk schabje van hen is. Later lees je soms van zulke duiven dat ze kop vlogen ‘op niets’.

‘Op niets?’ Die hadden dus wel degelijk ‘iets’. Hun schabje dat van hen en van hen alleen was. Begrijpelijk hebben jongen die je overal moet zoeken, die nu hier zitten, dan daar, niet mijn voorkeur.

ECHTE MELKERS
Verkerk zei ooit; ‘Als ik al een geheim heb is het dat ik alles doe om het op het hok zo aangenaam mogelijk te maken voor de duiven.’ Hebben de meeste de woonbakken tegen een wand, Verkerk heeft twee rijen bakken, tegenover elkaar. Daardoor hebben de duiven constant zicht op hokgenoten of eventuele belagers en die weer op hen. Het houdt ze alert, op hun hoede. Met bakken in L-vorm bereik je overigens hetzelfde. Duiven moeten graag in hun bak zijn, een beetje angst hebben dat die ingepalmd wordt.

Na de training, als de ramen of spoetnik terug open gaan, moeten duiven zich niet naar binnen spoeden omdat ze honger hebben, maar omdat ze in hun bak willen zijn.

FONSKE  
Bij duiven in topvorm kakken de duiven ook nauwelijks op de vloer omdat de vloer niet de plaats is waar ze zitten of horen te zitten. Heel vroeger kwam ik wel eens bij Fonske Jacobs in Sint Gillis Waas, waar wijlen William Geerts destijds zijn hellevogels haalde. Toen ik hem vlak voor het weekend eens succes wenste zei Fonske: ‘Dat zit wel goed. Toen ik vanmorgen op het hok kwam zag ik dat ze het niet vuil gemaakt hadden. Dus de vorm is er.’

Henri van Doorn is een van de beste ‘jonge duivenspelers’ van Nederland. Als je ziet hoe hij zijn jonge duivenhok heeft ingericht (doet ook denken aan dat van P Theunis) proef je meteen dat de man duivensport in de vingers heeft.

DIDI
De anekdote van de beroemde ‘Didi’ van Devos is een sprekend voorbeeld van wat ik bedoel. ‘Didi’ had welgeteld EEN hokgenoot en die twee hielden even veel van elkaar als Ajaxieden van Feyenoorders. Devos moest er beurtelings een opsluiten of er waren doden gevallen. Toen kwam die Nationale vlucht uit, ik meen, Dax. De ‘Didi’ stormde binnen, won ik meen de 2e Nationaal, maar wat zich binnen afspeelde was interessant.

‘Didi’ vloog niet naar zijn wachtende duivin maar naar de bak waar zijn ‘maat’ zat. Hij greep hem in zijn nekvel en sleurde hem door het hok als een hond doet met een net gepakt konijn. Dixit Etienne Devos en waarom zou die liegen.

Geen aard op het hok lijkt een van de oorzaken van verliezen van jonge duiven. En overbevolking kan daarvoor een reden zijn. Dikwijls hoor je van mensen die eerder veel jongen verloren dat het met verliezen ineens gedaan is. Vanwege nu minder jongen op het hok en derhalve meer aard? Daar lijkt het op.