Worden de goede spelers te goed?

Zondag 26 juli 2020. Vandaag is een bijzondere dag. Niet voor de duivensport maar voor mij persoonlijk. Mijn dochter verjaart voor het eerst in Maleisië en viert haar zestiende verjaardag op dit moment met een groepje vrienden aan de rand van het zwembad. Normaal gesproken zou ze haar verjaardag met een andere vriendengroep op een bootje in Nederland gevierd hebben maar de Corona-pandemie gooide ook in dat opzicht roet in het eten. Gelukkig is ze inmiddels meer dan happy met haar lokale vrienden, maar toch blijft haar eerste verjaardag in den vreemde er eentje om wel even bij stil te staan.

Het doet me ook realiseren dat de tijd voorbijvliegt. Iets dat gisteravond best wel een beetje pijnlijk duidelijk werd tijdens een lekker Italiaans verjaardagmaal waar we al wachtende op het eten nog even keken naar wat foto’s. Vader en dochter gedurende meerdere jaren. Dochter wordt steeds groter en vader steeds grijzer. Het is onvermijdelijk maar wel confronterend.

mbeekmantaart

Confronterend zijn ook de uitslagen op sommige vluchten. Het lijkt erop dat de goede spelers steeds dominanter worden. De goede spelers worden te goed? Een probleem dat vooral lijkt te spelen in de provincie Zuid-Holland. In de overige afdelingen doet zich dit fenomeen van ultrasterk spel door enkele hokken minder voor. Al dient te worden gezegd dat ook in afdeling 8 dit fenomeen op kleinere schaal zichtbaar is.

De Don Quichotte van kleine liefhebbers (een quote die ik leende van een sportvriend) schreef er deze week weer eens over in een tussentijds blog. Zoals al eerder overigens is het spel van Verkerk en dit geval vooral Willem de Bruijn hem een doorn in het oog. Te goed en te sterk voor de rest van de liefhebbers. Niet eerlijk ook. Zoals altijd krijgt hij veel bijval. Hetgeen ook niet zo verwonderlijk is want veel liefhebbers durven niet in de spiegel te kijken. Veelal maken de klagende liefhebbers er zelf een potje van en wijzen dan naar anderen die hun spelplezier te vergallen. Met deze uitspraak zal ik mij niet populair maken maar het is wel de realiteit.

Het begint al met de basisverzorging. Deze verzorging is op veel hokken een zooitje. Ieder jaar een ander systeem en als het niet gaat kieperen we er een vracht medicijnen in. Om over op tijd beginnen en reinheid plus regelmaat maar niet te spreken.

Dit in tegenstelling tot de echte toppers waar alles al jaren volgens vaste patronen verloopt. Deze toppers hebben vaste seizoenplanningen waarvan ze niet afwijken. Ze zijn ook gewoon op tijd met alles. Als Willem de Bruijn zijn jongen al heeft vliegen moeten de meeste liefhebbers de eerste jongen nog spenen. Deze liefhebbers zijn dan ook niet in November al druk in de weer met het jonge duivenseizoen van het jaar daarop. Wel klagen ze vervolgens wanneer ze in het seizoen voorbij gevlogen worden.

De volgende stap vormen de hokken. Deze zijn bij alle toppers goed. Ze zorgen ervoor dat de duiven niet of nauwelijks ziek worden. Verkerk sleutelde vanwege die reden jaren aan het milieu op zijn hokken. Zelfs toen de prestaties al goed waren. De Bruijn heeft dit lek al jaren boven. Hij selecteert de duiven die het op zijn hokklimaat doen. Wie niet mee kan verdwijnt. Ditzelfde geldt voor de minimale medische begeleiding waarvan bij hem sinds 2008 sprake is. Wie ziek wordt valt af. Na verloop van tijd vormt zich dan een stam duiven die niet zo één twee drie meer ziek wordt (en dit gaat sneller dan gedacht).

Daarnaast is de kwaliteit van de duiven van genoemde hokken meer dan doorslaggevend. Ik schreef het al veel vaker maar hierin ligt de echte oorzaak. De kwaliteit van de echte tophokken is van een totaal andere orde dan die op het “gewone gemiddelde” hok. Geen papieren tijger kwaliteit maar echte kwaliteit. Geen achter achter kleinkinderen van een topper in de vliegploeg maar directe nazaten van de vorige generatie absolute toppers. Niet één grootouders is een topper, maar alle vier. Het eerste dat Bas Verkerk vorig jaar zei na de rampzalig verlopen Dagfondvlucht was dat er een generatie in zijn kweekhok zou ontbreken.

Naast de basiskwaliteit is de opleiding van vooral de jonge duiven een vereiste om top te spelen. Vooral in het jonge duivenspel. Hierin maakt Willem de Bruijn jaarlijks het verschil. Ook in de jaren dat hij gewoon nog werkte (tot voor twee of is het drie jaar terug) bracht hij zijn jonge duiven veel weg. Al vroeg in het seizoen (in mei) en niet op het laatste moment zoals vele anderen. Hij gaat ook niet ver, maar vaak. Hierdoor komen zijn jonge duiven niet uitgewoond en net verlost van de coli aan de start. Iets dat op vele anderen hokken, die op het laatste moment nog moesten beginnen, wel het geval is. Het gevolg is meer dan duidelijk en ieder jaar hetzelfde. De eerste vluchten worden overheerst. Tot het moment dat de andere jonge duiven in hetzelfde ritme komen. Dan blijven de uitslagen (meer dan) goed maar is de absolute overheersing weer verdwenen.

Bas Verkerk ziet dit jaar ook het voordeel van goed opgeleide jaarlingen. Niet helemaal toevallig laste hij zijn ploeg jonge duiven toch nog in op de vlucht vanuit Lennik.

Een ander punt waar ik een probleem mee heb is het begrip “professionals”. Wat is hiervoor de definitie? Die wordt door velen niet ingevuld. Een professional is wat mij betreft iemand die de hele dag aan zijn duiven kan besteden. Al dan niet als kostwinning. Naast de enkele spelers die van de duivensport kunnen leven zijn er volksstammen die qua tijdsbesteding volledig als professional kunnen worden aangemerkt. Ze kunnen de duivensport bedrijven zoals ze willen en hoeven in dat opzicht niet onder te doen voor toppers die om den brode duiven spelen zoals Verkerk en Koopman, maar ook van der Merwe of in een andere categorie Zwiers.

Velen hebben echter niet de zelfdiscipline om ondanks een zee aan tijd de duiven top te verzorgen en alle zaken op tijd uit te voeren. Daarnaast is een zee aan tijd niet altijd noodzakelijk (maar wel gemakkelijk). Zoals eerder gezegd werkte de Bruijn tot voor kort nog gewoon en bestierde hij zijn grote kolonie ook tot voor kort nog helemaal alleen.

Tenslotte is daar het begrip commercie. Ook dat is een relatief begrip. De hoge bomen krijgen het verwijt maar er zijn vele tientallen, zo niet honderden commerciële hokken in Nederland. Ik ken geen enkele beter dan gemiddelde speler waar je de jonge duiven gratis kunt ophalen. Natuurlijk “vangen” de hedendaagse tophokken als Koopman, van der Merwe, Eijerkamp, Verkerk en de Bruijn tegenwoordig de hoofdprijs voor hun duiven. Echter hun topprestaties waren ook al daar voordat de verkopen een grote vlucht namen. En ook toen speelden ze al met meer dan gemiddelde aantallen duiven. Hun drive is gewoonweg van een andere orde.

Kortom het is makkelijk scoren om te roepen om verandering. Vooral echter omdat het probleem zich lijkt toe te spitsen op één of twee afdelingen, misschien drie. Maximaal dus slechts drie afdelingen waar meerdere grote dominante hokken met hun hoge niveau de uitslagen domineren. In andere afdelingen bestaat dit probleem niet of nauwelijks of was/is het van voorbijgaande aard.

De vraag die dan ook rijst is hoe noodzakelijk die verandering daadwerkelijk is? Misschien moeten de klagende liefhebbers zich in die afdelingen waar het probleem zich voordoet zich eens afvragen waarom het probleem zich in andere afdelingen minder voordoet. Zijn de zogenaamde professionele hokken in de afdelingen minder sterk of zijn de “gewone” hokken in die afdelingen sterker. Ik weet het eerlijk gezegd niet. Vermoedelijk is het een combinatie van die twee.

Hoe moet het nu verder? Vroeger had men graag liefhebbers die veel duiven inkorfden. Zij vlogen immers in de regel slecht en maakten de prijzen. De laatste 20 jaar is dit langzaam maar zeker veranderd. Nog steeds zijn er liefhebbers met veel duiven die slecht spelen en aantonen hoe moeilijk het is om goed te spelen met veel duiven, echter de groep die met veel duiven goed of zelfs extreem goed speelt is gegroeid. En hiermee ook dus het probleem.

Daarnaast is ook de acceptatie van de dominantie door enkele hokken gedaald. Hierin spelen de sociale media zeker een rol. Zolang ik in de duivenwereld rondloop hebben de grotere hokken altijd gedomineerd simpelweg omdat je een heel seizoen niet (meer) met zestien weduwnaars op topniveau kunt vliegen. Uitzonderingen daargelaten. Al heel lang niet overigens. Er werd echter niet of nauwelijks over gesproken omdat de sociale media simpelweg niet bestonden en uitslagen van andere afdelingen totaal onbekend waren.

De huidige situatie is echter ook kunnen ontstaan door het gebrek aan regelgeving. Het ontbreken van regelgeving an sich is een slechte zaak want in een extreem geval zou er iemand zelfs met 1000 duiven kunnen gaan vliegen. Hierin ligt dus een schone taak voor het nieuwe NPO-bestuur. Simpelweg bovengrenzen stellen aan het in te korven aantal duiven per coördinaat. Ergens tussen vijfenzeventig en de honderd voor de oude duiven en de honderdvijftig en de tweehonderd voor de jonge duiven en de natour. Niet omdat het iets oplost maar slechts om echte uitwassen te voorkomen. De eerdergenoemde liefhebbers zullen namelijk altijd blijven domineren omdat zij betere duiven hebben, ze talentrijker zijn en er meer voor over hebben dan de gemiddelde liefhebber. De gemiddelde liefhebber die denkt goede duiven te hebben en die denkt er alles voor over te hebben maar in werkelijkheid geen idee heeft wat je werkelijk onder de pannen moet hebben en er werkelijk voor moet doen en laten.

Overigens liet het nieuwe NPO-bestuur voor het eerst duidelijk van zich spreken deze week. In een discussiestuk over de secties en gericht aan de secties was tussen de regels duidelijk te lezen hoe men denkt over het beleid van het voorgaande bestuur. Ik ben dan ook wel benieuwd wat de discussie met de secties gaat opleveren.

Overigens was er dit weekend ook nog gewoon een karrevracht aan vluchten. Voor mijn provincie betrof dit vluchten uit Agen, Bordeaux, Pontoise en Duffel.

Op vrijdagavond arriveerden de duiven vanuit Agen als eerste. De provinciegenoten hadden dit keer zware tegenstand uit de Zuidelijke contreien. Er kon niet echt in grote getalen gestreden worden “om de vazen”. Sterker nog op de vlucht vanuit Agen verhuisde geen enkele vaas naar Noord-Holland. De vroegste was voor Michel Verwey en Peter de Haan die hun grote concurrenten Paul Baas en Richard van de Berg net voor wisten te blijven. Overigens viel mij op dat de aantallen ingekorfde duiven per liefhebber op dit type vluchten ook sterk gestegen is. Om over de middaglossing nog maar niet te spreken.

Op zaterdagmorgen vroeg arriveerden de duiven vanuit Bordeaux. In Sector 2 toonden de Noord-Hollandse marathonduiven weer eens hun ware gezicht. De eerste plaats was voor Marcel Tromp uit Egmond Binnen en de derde plaats was voor Dirk Pals uit Bovenkerk. Bordeaux werd niet alleen hierdoor een uitstekende vlucht. De vroege duiven volgden elkaar vlot op en het concours kon vlot gesloten worden.

Eveneens vroeg op de zaterdagmorgen arriveerden de jonge duiven die in Duffel gelost werden. Na een goede beslissing om reeds om 7.15 uur te lossen werd ook dit een vlotte vlucht.

De winnaars per Kring/CC:

Kring 1:

Kring 2:

Kring 3: Simon Durge, Heemskerk – 1696 mpm

Kring 4: Jan & Joke Kaman, Wormerveer – 1714 mpm

Kring 5:

Door het tijdelijk slechte weer op de vlieglijn werden de oude programmaduiven in Pontoise pas om 10:00 uur gelost. Door de windrichting en wellicht enkele buien op de vlieglijn domineerde de Oostkant op een de laatste jaren zelden vertoonde wijze. De eerste van het afdelingsconcours viel in Volendam bij de combinatie Heerspring. Met een snelheid van 1783 meter per minuut bleven ze plaatsgenoot René Bos 7 meter per minuut voor. De derde plaats op het virtuele podium was voor de combinatie Kuiper uit Assendelft.

De winnaars per Kring:

Kring 1: Dick Eecen, Alkmaar – 1760 mpm

Kring 2: Comb. Heerspring – Volendam, 1783 mpm

Kring 3: Hein Berkhout, Uitgeest – 1759 mpm

Kring 4: Comb. Kuiper, Assendelft – 1774 mpm

Kring 5: Willem Klaverstijn Jr, Amsterdam-West – 1774 mpm

OP EIGEN HONK

Was er deze week vervelend nieuws uit Aalsmeer. Veel kan ik er nog niet over kwijt maar op het materiele vlak valt het te kenschetsen als “bijna de ergste nachtmerrie”. Zodra het kan zal ik hierover iets meer schrijven.

Voor het overige is het hoogtepunt van de week al in de inleiding gemeld.

Tot een volgende keer,

Michel