Gebr. Dekker
- maandag 31 maart 2025
België is de bakermat van de duivensport. Omstreeks 1800 vonden er in Luik, Antwerpen en Gent al wedstrijden plaats. De Koninklijke Belgische Duivenliefhebbersbond (KBDB) bestaat sinds 1910 en heeft vijf regionale afdelingen in Vlaanderen en twee in Wallonië. In tegenstelling tot in Nederland werden de Belgen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet verplicht om hun duiven af te maken. Daar werden de duiven alleen uit enkele provincies geëvacueerd. Anders was dat in de Eerste Wereldoorlog, waarbij de Belgische duivensport zware klappen kreeg.
Sedert de jaren 1950 is in de omgeving van Lier, met zijn zondagse internationale duivenmarkt, de sport nog erg populair.
Duivensport in Nederland
Vóór de Tweede Wereldoorlog telde Nederland vele duivenhouders, zowel van postduiven als van sierduiven. Op 16 mei 1940, direct na de capitulatie, werd door de Duitse bezetter geëist dat alle Nederlandse postduiven moesten worden afgemaakt. Enkele duivenmelkers tekenden hiertegen protest aan, en kregen het voor elkaar dat de verordening werd ingetrokken. Dit echter wel onder voorwaarden dat het houden van postduiven voortaan streng gereguleerd zou worden.[1] Binnen twee maanden werd het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders opgericht. Het doel van de nieuwe, gelijkgeschakelde organisatie was het verenigen van alle bestaande postduivengroeperingen en bonden in één overkoepelende organisatie. Richtlijnen voor het functioneren van de nieuwe organisatie werden mede bepaald door een afvaardiging van het Duitse bestuur.[2][3] Voor sierduiven werd er een vergelijkbare organisatie opgericht. Het Nationaal Verbond voor Nederlandse Postduivenhouders was onder andere verantwoordelijk voor de landelijke ringadministratie; de registratie van duiven en hun bezitters, uitgevoerd door middel van sluitringen om de pootjes van postduiven, een praxis die door de bezetter voor alle postduiven verplicht werden gesteld.[4] Maarten de Roode, tot dan toe bestuurder bij de Federatie van de Nederlandse Postduiven Bond, kreeg van de Federatie de opdracht om zitting te nemen in het bestuur van de nieuwe organisatie. Hij was daar onder andere belast met de ringadministratie.[5] In 1941 werd lid zijn van het Nationaal Verbond voor elke postduivenhouder verplicht.[6] Toen in 1941 werd afgekondigd dat er slechts nog voor een paar duizend duiven voer beschikbaar zou blijven, werd het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders belast met het uitvoeren van de verordening.[7] Uiteindelijk werden vrijwel alle Nederlandse duiven (1 200 000 postduiven en 48 000 sierduiven) afgemaakt, krachtens een verordening van 15 augustus 1942.
Ondanks de zware straffen bij overtreding slaagden veel duivenhouders erin om hun duiven illegaal in leven te houden. Na de Tweede Wereldoorlog beleefde de duivensport een nieuwe opleving.
De naam van de landelijke postduivenorganisatie is de NPO (Nederlandse Postduivenhouders Organisatie). Deze is gevestigd in Veenendaal.
Duivensport in de wereld
De duivensport heeft zich over de hele wereld verspreid. Op het gebied van het kweken en fokken hebben Nederlandse en Belgische duivenhouders zich een reputatie verworven. Waar de Belgen vooral uitblinken in de korte en middellange afstanden, zijn de Nederlanders eerder gespecialiseerd in de fondvluchten (meer dan 800 km). De wereldorganisatie, de Fédération Colombophile Internationale, is gevestigd in Brussel.
China
In China bestaat de duivensport sinds de Mingdynastie, waarbij reeds toen duiven uit Europa geïmporteerd werden. Nadat de sport in het begin van de 20ste eeuw verboden werd, is hij momenteel weer springlevend. In Peking en omgeving wordt het aantal fokkers op ca. 100.000 geschat. Typisch voor de Aziatische benadering is de inzet van grote geldbedragen. Tekenend hiervoor is de aankoop van de Belgische duif "Armando" door een Chinese fokker voor de Belgische recordprijs van 1,4 miljoen dollar.[8] Het absolute record bedraagt mondiaal momenteel $3.325.000 voor "James's Legend", gekocht op de veiling van de Pioneer Club in Beijing door James Huang.[9]