- zondag 16 februari 2025
‘Hallo Ad, met de Leo hier. Alles goed daar?’
‘Ha, die Leo. Goed? Hmm. Kon slechter, kon beter.’
‘Hier is een Chinese duivenmelker met zijn dame, Ad. De man is zo rijk als de zee diep is. Zo zeggen ze dat hier. Zouden we deze middag even langs kunnen komen?’
(Natuurlijk kon dat, maar ik heb in mijn studie tijd ‘Verborgen verleiders’ gelezen en weet dus van toneelspelen).
‘Even in mijn agenda kijken Leo, ogenblikje.’
‘Ja, hier zijn we weer. Om drie uur kan ik toevallig wel even vrij maken.’
‘Amai, das chance hebben. Je ziet ons wel verschijnen.’
(Gauw de gazon nog even maaien, wat opruimen, me scheren en naar de bakker. Want ‘zo rijk als de zee diep is?’ Opnieuw. Hmm.
MET HOND
Iets na drie stopte een auto ‘buiten categorie’. Dat moesten de buren zien. Drie personen stapten uit, de chauffeur bleef zitten. En ook een hond die ik ergens van meende te kennen.
Leo: ‘We zijn wat later, sorry. Mijn vriend heeft gebak gekocht (hij zette een doos op tafel) en zag een mooie hond lopen.’
‘Euhhh? Voor een hond stop je toch niet? ’
‘Hij wel en dat zat zo. Hier in de straat liet een vrouw haar hond uit. Prachtbeest zei Li , zo heet mijn vriend: ‘die is van mij’.
‘Kan jij dan Chinees?’
Beetje. Enfin, we stopten en Li naar die vrouw en hond. Het ging er even wat onvriendelijk aan toe, maar wat later stapte Li, gelukkig lachend met de hond in zijn handen, weer in. Wel zat zijn jas minder gebold om zijn lijf. Een van de twee tieten geld die hij bij zich had was verdwenen.’
BIJ ONS IN DE TUIN
Even later zaten we in de tuin.
‘You mistel Sjalakens. You good pigeons he?’
‘Good pigeons? SUPER good pigeons Mister Li.’ Hij lachte gelukkig.
Want voor super duiven was hij volgens Leo gekomen. Ik knikte vriendelijk naar zijn vrouw, want het scheelt als je die mee hebt.
(Of was het zijn maîtresse, dochter of secretaresse? Ik kon er geen hoogte van krijgen). Mochten de ‘tieten vol geld’ van Li er zijn, zij moest er weinig voor onder doen, zag ik. En dat wist ze. Ze pronkte er zo mee dat ik vreesde dat er elk ogenblik een kon ontsnappen. Die dame kent geen woord Engels had Leo gezegd, maar was dat met zo’n lijf een probleem, vroeg ik me af.
Mijn vrouw bracht koffie.
‘Madam Sjalakens?’vroeg Li me.
‘Yes, the name is Ria.’ (‘Kopen?’ flapte ik er bijna uit)
‘Lia nice name.
You nice wife, nice house and nice pigeons Mistel Ad.’
(Als ik hier een drol leg, zegt ie nog ‘nice shit’ ging het door me heen. Wat een geslijm. Straks moet mijn vouw nog achter hem aan om zijn gekwijl op te vegen).
EEN PARKER
Toen Leo: Li is een grote met zeker 2.000 duiven en vier verzorgers.
Of hij ook goed speelde daar in dat verre China?
Leo: ‘Nog niet, maar dat komt. Daarom waren ze eigenlijk hier. Li is een fan van je en vindt ook dat je een goede pen hebt.’
Van die pen dat klopt, zei ik. Dat is een Parker, de beste zeg maar.
Leo: We komen natuurlijk voor duiven. Een tiet met geld is al weg voor die hond. Maar in de andere zit nog genoeg hoor en dat wil hij hier besteden.
Prijs speelt geen rol. Je dacht toch niet dat hij straks tegen zijn Chinese vrienden zou durven zeggen dat hij duiven had gekocht voor minder dan 1.000 euro stuk?
‘Kom, volg me maar naar de volière, zei ik. En grijnsde toen ik zag dat de buren nu foto’s stonden te maken van de auto met hond en slapende chauffeur.
VOOR DE VOLIERE
Li wees naar een blauwe duif. Delbal? (Hij bedoelt Delbar, zei Leo).
No Delbal. Solly Sul. Ik bedoelde ‘Sorry sir’ zei ik tegen Leo. Die knikte.
Nu wees Li naar een schalie doffer met grote neusdoppen.
Janssen Alendonk?
‘Janssen history’. Now other names. Ik noemde wat hedendaagse topspelers.
Hij haalde de schouders op. Dus nooit van gehoord.
Li weer: ‘Sissi line?’
Ik sloeg mijn ogen ten hemel. Sjonge jonge. Sissi? Die was van 1988.
Nu fluisterde hij iets tegen Leo.
‘Hij wil goede duiven zien’, zei Leo, met de nadruk op goede.
‘Zeg hem dat het allemaal supers zijn’, zei ik. Hij fluisterde wat in het Chinees.
Li: I want see leal supels.’
Ik snapte er niets van. Wat ging hier fout? Ik pakte een prachtige duivin, wilde hem overhandigen maar hij deinsde terug alsof hij stront zag.
‘Supel pigeons is glizle pigeons, Mistel Ad’.
Ik keek beide vragend aan. Li pakte zijn gsm, scrolde tot hij vond wat hij zocht. Een foto van een grijze duif. En weer een foto. Ook van een grijze. En weer een.
‘’Moment’, zei ik tegen Leo en zocht, bijna kokhalzend, het toilet.
GRIJZE
En schrok. Op de afvoerbak zat een duif. Een grijze die grijnsde. Zo leek het.
In de raamopening zat er nog een. Ook een grijze. Lachte die? Zo leek het opnieuw. Er zat er ook een op de bril. Weer een grijze.
Tot het er van vergeven was. Maar wat hadden die vreemde koppen. Het waren de ogen. Dat waren geen ogen, maar muntstukken. Dollars!
Plots verstarde ik. Een heel angstaanjagend geluid. Geborrel in het toilet. Even luid als het bonzen van mijn hart. Het werd alsmaar luider en toen kwam er iets naar boven borrelen. Een duif en weer een grijze met van die gekke ogen.
Daar was maar èèn verklaring voor: Ik was gek aan het worden.
Gelukkig was het even gedaan met borrelen maar nu begon het opnieuw. Nu zelfs veel sterker dan eerder. Uit het water kwamen wat haren omhoog, de haren werden een schedel, de schedel een mensenhoofd.
Dat werd groter en groter en begon plots, huiveringwekkend en met de mond wijd open, keihard te lachen. De ene na de andere duif verdween in zijn muil en werd opgeslurpt. Toen verdween het hoofd weer in het water.
EN TOEN
Ik riep om mijn moeder maar het geluid werd overstemd door het keiharde doortrekken van het toilet, zonder dat iemand dat had beroerd.
Maar ik was wel meteen wakker, badend in het zweet. Mijn vrouw was aan het bellen. ‘Nee, koorts geloof ik niet’, hoorde ik haar zeggen.
Ik schudde me als een hond die uit het water komt. Van Leo en Co geen spoor te zien. Het gebak was weg en ik zag geen tiet. Geen tiet met geld. Met een hoofd dat nog tolde van emotie keek ik naar buiten en zuchtte diep. De kerktoren stond er nog.