|
Nieuws
Martin van Zon - Krimpen a/d Lek - Keurder en Adviseurs-2
Het is ruim 10 jaar geleden dat ik de vorige column schreef in deze serie over keurders en adviseurs in de duivensport. Deze column schreef ik destijds over Bennie van Dijk en die column is tot op heden veruit mijn best gelezen column zo lang als ik met de-duivencoach.nl actief ben. Dat zal niet alleen met het onderwerp keuren en adviseren te maken hebben , maar ook zeker met de persoon. Bennie heeft veel te vertellen en heeft velen die tobden met hun hok en de gezondheid van hun duiven het plezier in hun hobby weer terug gegeven met zijn adviezen. Dat laatste geldt ook voor de hoofdpersoon van deze column; Martin van Zon uit Krimpen aan de Lek. Net als Bennie geeft Martin adviezen over hokken (Zijn van Zonhokken staan inmiddels bij vele liefhebbers) maar ook op het gebied van selecteren en koppelen heeft Martin een grote faam. De video’s die de Koerier heeft gemaakt en waarin Martin uitleg geeft over de uiterlijke kenmerken van een goede postduif, zijn door duizenden postduivenliefhebbers bekeken.
Martin is 74 jaar en speelt zo’n kleine 60 jaar met duiven. Hij is met de duivensport opgegroeid, daar zijn vader, een oom en ook zijn grootvader, postduiven hadden. In zijn tienerjaren had Martin dezelfde interesses en liefhebberijen als de meeste tieners en kwamen de duiven zeker niet op de eerste plaats. Martin ging op zijn 19e zelfstandig wonen en vanaf dat moment pakte hij de duivensport op met duiven van zijn vader. Hij maakte direct een bliksemstart, want met een handjevol jaarlingen werd vrijwel alles gewonnen wat er te winnen viel. Zelfs op Nationaal Orleans jonge duiven werden dat jaar vroege duiven gedraaid. Iets wat vele clubgenoten voor onmogelijk hadden gehouden. Tot op de dag vandaag speelt Martin op kampioensniveau mee. Aansprekende overwinningen en kampioenschappen zijn er de afgelopen 50 jaar veel geweest waaronder het winnen van een auto op Nationaal Bergerac. Toch had er volgens Martin nog veel meer in gezeten wanneer hij een minder turbulent en bewogen leven zou hebben geleid. In zijn leven was niet altijd tijd en ruimte om zich voor de volle honderd procent voor de duivensport in te zetten.
Mooie herinneringen zijn er volop. Zo schreef Richard van Stel ooit in het NP Orgaan het volgende over Martin zijn prestaties; “Om in deze prestigieuze rubriek “Nadoen” vermeld te worden, zal je van goede huize moeten komen, behalve Martin van Zon, want die staat er bijna elke week in.” Wanneer er zo iets over je geschreven wordt, geeft dat uiteraard veel voldoening. Desgevraagd geeft Martin aan dat hij nog steeds veel voldoening uit de duivensport haalt, al zijn er ook ontwikkelingen in de duivensport waar hij zich aan stoort. Op zijn website en in zijn blogs valt daar genoeg over te lezen. Martin; “Ik zit in een sterke club waarvan diverse leden Teletekst kunnen pakken. Als je in zo’n club een paar keer per jaar de eerste vliegt, geeft dat op zich al veel voldoening. Maar ik ga de komende jaren erg hard mijn best doen om mijn prestaties op afdelingsniveau verder te verbeteren. Ik heb hiervoor al een aantal investeringen gedaan. Maar als ik ergens duiven weet te zitten die mij verder zullen brengen om dit doel te verwezenlijken, ga ik die ook halen. Ik heb er alles voor over om mijn stam op een hoog niveau te houden.”
Martin steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Maar daarnaast gaf hij in gesprek met mij ook meermaals aan dat hij beslist open staat voor de mening van iemand anders en graag van anderen leert. Ik vroeg Martin daarom of hij wel eens terug komt op een eerdere stelling of standpunt. Martin; “Ik noem dat niet terugkomen op een eerder standpunt maar je mening bijstellen. Want natuurlijk heb ik mijn mening over bepaalde zaken in de loop der jaren wel eens bijgesteld. En ik probeer ook regelmatig iets uit. Zo heb ik dit jaar voor het eerst mijn oude duiven verduisterd en heb ik jaar ook met een ploeg onverduisterde jongen gespeeld. Ik zie een groot verschil in gedrag tussen de niet verduisterde en de verduisterde jongen. Niet verduisterde jongen trekken veel eerder en langer weg en zijn levenslustiger. Ook houdt je niet verduisterde jongen gemakkelijker gezond. Verduisterde jongen worden geremd in hun ontwikkeling. Later leren kan zeer zeker (door schade en schande), maar dat gaat dan ten koste van in potentie goede duiven. Door een gebrekkige ontwikkeling worden te veel goede jonge duiven verspeeld. Dergelijke inzichten verkrijg je niet door koppig vast te houden aan een bepaald systeem of overtuiging, maar door je open te stellen en zaken uit te zoeken en uit te proberen. Een wijs man zei ooit; “Hij is waarlijk meester die nooit ophoudt leerling te zijn.” Dat is mijn lijfspreuk en Ik leer gelukkig nog iedere dag bij.”
Over duiven keuren en koppelen heeft Martin een duidelijke visie. Hierover heeft hij in een film van de Koerier (104) een begrijpelijke uitleg gegeven. In mijn optiek is dit een selectiemethode die zijn vruchten afwerpt. Deze methode komt vrijwel 100 % overeen met mijn eigen methodiek en ik ben er van overtuigd dat wanneer je dit gedurende enkele jaren toepast, de kwaliteit van je duiven in grote stappen vooruit zal gaan. Maar niet iedereen zal dit in dezelfde mate in de vingers krijgen. Het vergt namelijk een groot onderscheidingsvermogen en een zeer goed geheugen, maar daarnaast ook zeer veel inzet en tijd. In mijn optiek is slechts 1 % van alle duivenliefhebbers in ons land in staat om met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een duif op de juiste waarde te kunnen beoordelen. Onder de 99 % die deze vaardigheid niet bezitten zijn er verschillende liefhebbers die nogal eens kritiek uiten op duivenkeurders / selecteurs. Ik vroeg Martin hoe hij hier tegenaan kijkt en hoe hij met deze kritiek omgaat. Martin; “Ik maak me niet druk om dergelijke kritiek. Er zijn veel belangrijkere zaken om me druk over te maken en dat zijn geen zaken die met de duivensport te maken hebben. Deze kritiek komt overigens zelden van kampioenen. Deze hebben meestal wel respect. Het zijn vooral de mensen die niet mee kunnen komen die kritiek uiten en daarbij is dan meestal sprake van afgunst en jaloezie.”
Martin heeft zeker een punt dat jaloezie en afgunst beslist een rol zullen spelen bij een bepaalde groep liefhebbers die niets van keuren op uiterlijke kenmerken willen weten. Maar er is toch ook een andere groep die geen geloof hecht aan het keuren van duiven op vliegkwaliteiten. Zo schreef een bekende duivensportjournalist in zijn blog het volgende; “Liefhebbers die menen aan een duif te kunnen zien of het een goede is, zijn van alle tijden. Die er zich zelfs voor laten betalen ook. Sommigen menen oprecht dat ze die gave hebben, andere zijn charlatans. Merkwaardig genoeg zijn het vooral de grootste kampioenen die beweren weinig of niets van duiven te kennen.” Ik was benieuwd hoe Martin tegen een dergelijke uitspraak aankijkt. Martin; “Verstand van duiven hebben wil niet per definitie zeggen dat je hard kan spelen met je duiven. Dat kan je zelfs in de weg zitten. Want zonder die kennis zal je je alleen op het spelletje concentreren. Zelf ben ik altijd bezig met een stammetje te vormen en te verbeteren. Ik wil mijn goede vliegers en kwekers zelf kweken en alleen af en toe gericht enkele duiven bij kopen die de stam beter kunnen maken. Dat is mijn uitdaging naast het goed presteren op de zwaardere vluchten waarbij het echt op de duif zelf aankomt. De mannen die zo hard roepen dat niemand iets van een duif kent, zijn helemaal niet bezig met een eigen stam. Hun strategie is bij de kleine goed presterende liefhebbers de beste duiven te kopen. Dus veel kopen en ook veel verkopen. Over kweek strategieën hoef je het met die mannen niet te hebben, want die hebben ze niet.”
Als keurder en selecteur bezoek je veel liefhebbers, kom je op veel hokken en wordt er veel advies aan je gevraagd. Bennie en ik hebben daarbij de ervaring dat er veel fouten worden gemaakt uit gemakzucht, of dat de betreffende liefhebbers te druk zijn met andere zaken waardoor belangrijke zaken over het hoofd worden gezien. Adviezen worden door zulke liefhebbers dan meestal ook niet opgevolgd. Ik vroeg Martin of hij dat herkende. Martin; “Ik herken dat niet. Maar dat is misschien wel regio gebonden. De liefhebbers die de kantjes er van af lopen zie je steeds minder en hier in de regio zeker niet. Die zullen er elke week onderdoor gaan en dat houdt volgens mij niemand vol. De duivensport is daar veel te duur voor. Natuurlijk maak ik ook wel mee dat mijn adviezen soms niet worden opgevolgd. Ik wil iedereen helpen maar als ze het niet in zich hebben en fout na fout blijven make, is het een keer afgelopen. Ik ga geen water naar de zee dragen.“
Tot zover Martin van Zon over zijn visie en ervaringen als keurder en adviseur. Zie ook zijn website http://martinvanzon.com/
Het is niet de eerste of de tweede keer dat ik dit onderwerp behandel. Aanleiding is het onderzoek van de Urdaneta City University (UCU). Daar zijn testen gedaan over de veerkwaliteit en komen uit op een ruw eiwitgehalte van 25%. Dat heeft u kunnen lezen in Het Spoor van vorige week. Ruivoer voor duiven zou lang niet voldoen aan deze waardes. Tenminste, ik ken geen enkel soort duivenvoer met dergelijke waardes qua ruw eiwit. De vraag is dan ook of deze universiteit uitgaat van de juiste gegevens.
Achtergronden.
Allereerst even duidelijkheid over de dieren die getest zijn. Dat waren kippen, eenden en kalkoenen. Het zijn productiedieren die gehouden worden voor het vlees of voor de eieren. Daarvoor is wel “onderzoeksgeld” beschikbaar. Een vreemd onderzoek eigenlijk. Mensen die wel eens op een productie boerderij komen met tienduizenden kippen, zien geen kippen met een prachtig verenkleed. Het eiwitgehalte in het voer is zo hoog, dat er een goede eiproductie is. Gemiddeld hebben we het dan over 14% tot 17% ruw eiwit. Maar mooie kippen heb ik daar nooit gezien. Ook niet in de vleesindustrie. Kale konten en hier en daar een veer zie ik dan….. Productie is hier het toverwoord, niet het uiterlijk. Alleen kwekers van sierkippenrassen zijn daar mee bezig.
Een volwassen legkip weegt over het algemeen toch al gauw een kilo’tje of 4. Vleeskuikens doen er 6 – 8 weken over om bij AH in de diepvriesvak verzeilt te geraken. Heb je al eens gekeken hoe die er vlak voor het slachten uit zien? Kalkoenen hebben tussen de 5000 tot 6000 veren met een lengte tot wel 22 centimeter. Ze kunnen gemakkelijk een gewicht bereiken van 17 tot 26 kg. Je kunt je wel voorstellen, dat daar heel wat eiwit voor nodig is, mocht je die dieren willen houden om een mooie veerstructuur te verkrijgen.
Sierduiven.
Zeker bij sierduiven is de veerkwaliteit erg belangrijk. Nou heb je sierduiven die nog geen 200 gram wegen en sierduiven die gemakkelijk 2 kg halen. Zit er dan ook verschil in het voer voor deze verschillende rassen? Jazeker wel. Om een optimaal mooi verenkleed te ontwikkelen krijgen de zware rassen en de rassen met grote lange veren een voer met een hoger eiwit gehalte. Voor de kleine duifjes ligt het ruw eiwitgehalte op ongeveer 14% en de grote rassen met veel veren op 16,5% tot wel 18%. We moeten dus ook kijken naar het gewicht en naar de veerlengte. Je kunt niet zomaar alles op een grote hoop gooien en zeggen: we hebben 25% ruw eiwit nodig. Verschillen wilde Aziatische fazanten die een geperste korrel krijgen met 16% eiwit, krijgen een eiwit vergiftiging. Deze fazanten staan nog heel dicht bij de natuur en hebben veel minder eiwit nodig. Dit in tegenstelling tot enkele rassen slacht eenden, kippen en fazanten. Ook dat is een punt van aandacht. Ook onze duiven staan nog heel dicht bij de natuur en zijn niet of nauwelijks gedomesticeerd.
Aminozuren.
Eiwit bestaat eigenlijk uit allemaal aminozuren. Er zijn wel 20 verschillende aminozuren. Je hebt niet essentiële en essentiële aminozuren. De laatste groep kunnen de duiven zelf niet aanmaken en moeten uit het voer worden gehaald. Bij verschillende dieren is de behoefte steeds weer anders. Voor duiven zijn methionine en lysine de belangrijkste aminozuren. Bij kippen kijken we altijd naar Methionine en Cystine in een bepaalde verhouding. Bij honden, katten, paarden en schapen is dat weer anders. Je kunt dus niet zomaar alles op een grote hoop gooien en zeggen: zo zit dat.
Een duif is geen kip.
Omdat een duif van 400 gram geen kip is en ook geen kalkoen, moeten we uitgaan van onderzoek die gedaan is bij duiven. Postduiven. Welke universiteit is daar veel mee bezig? Dat zijn o.a. de universiteiten van Gent België, Guelph in Canada, Frankfurt en Hohenheim Degussa in Duitsland. Je mag gerust weten, dat ik me niet bezig houdt met productiedieren die wij op ons bord krijgen, maar met postduiven. Vooral de Universiteit van Hohenheim Degussa heeft veel onderzoek gedaan naar eiwitten voor postduiven. De 10 essentiële aminozuren die samen een optimaal eiwit vormen en die duiven nodig hebben. Deze universiteit heeft exact de behoeftes voor duiven per aminozuur aangegeven. En wat blijkt? Er is bijna in elke mengeling een tekort aan Methionine en ook vaak aan lysine. Laten dat nou net de belangrijkste aminozuren zijn! Ik heb de waardes van alle granen, peulvruchten en zaden in een Exel rekenbestand staan. Duiven hebben volgens de universiteit 0.30% Methionine nodig en 0.60% Lysine. Een verhouding van 1 : 2. Alle andere verhouding doen afbreuk aan de opneembaarheid ervan. Vele ruimengelingen komen niet verder dan 0,22% tot 0,24%. Dan heb je een tekort van 20% tot 25%.....
Hoe worden eiwitten in het lichaam opgenomen?
De aminozuren worden via de darmwand opgenomen in het bloed. Via hart en spieren komen deze in de lever terecht, die van deze aminozuren een lichaamseiwit probeert te maken. Daarvoor heeft de lever wel alle essentiële aminozuren nodig. Vergelijk het met een spel kaarten. Als u wilt klaverjassen, en er ontbreekt b.v. de ruiten boer, dan kunt u het spelletje wel weggooien. Dan valt er niet te kaarten. Daarvoor moet het spel compleet zijn. Zo gaat het ook met de aminozuren. Vetzuren en Biotine helpen de aminozuren bij de omzetting van eiwitten. Vet is het transportmiddel van eiwit. Des te beter deze in de mengeling zijn afgestemd, des te betere omzetting van eiwitten plaats vindt. Veel eiwit en weinig vet in de mengeling werkt dus niet of onvoldoende.
Darmperistaltiek.
Voor het opnemen van eiwitten moet er een goede darmwerking zijn. Voer met eiwit wat hoog opneembaar is ( zoals korrels en meel) hoeft de darm niet veel aan te doen en gaat er dan ook snel doorheen. Gevolg is dat vaak een deel ervan niet wordt opgenomen. Je krijgt een luie darm. Eiwitten zijn populair voedsel voor pathogenen ( zoals het geel) en dan worden degelijke “opruimers” in het dier actief. Om een goede darmwering te krijgen, dienen we de voeding vezelrijk te maken. Dan moeten de darmen harder werken (darmperistaltiek) en dan worden de voedingsstoffen veel beter in het bloed opgenomen. Bij kippen wordt ook wel roodsteen gegeven om die voeropname darmwerking te vertragen.
Ruw eiwit en benutbaar eiwit.
Het ruw eiwit gehalte van peulvruchten is behoorlijk hoog. De duiven kunnen echter uit peulvruchten met een ruw eiwitgehalte van 22% slechts 7% opnemen. Dus kun je wel spreken van een slechte eiwit benuttig. Er gaan dan 15% verloren. Niet geloven? Voer maar eens alleen maar erwten en kijk hoeveel stront er in het hok ligt. Deze moeten worden afgebroken en belasten de duif voor een bepaalde tijd. Een hoog ruw eiwitgehalte op een etiket van een zak voer of op een folder zegt dus helemaal niets over de werkelijke waarde van een voer. Dat is toch wel heel opmerkelijk…..
Koolzaad en raapzaad hebben bijvoorbeeld ook een hoog ruw eiwitgehalte, namelijk 20% waarvan 19,3% benutbaar of opneembaar eiwit is voor een duif. Je zou zeggen: erwten eruit en raapzaad erin. Maar zo eenvoudig ligt de zaak niet. Koolzaad en raapzaad bevatten weer het giftige blauwzuur en vullen daarnaast de darmen niet voldoende, waardoor dunne mest ontstaat. Daarom dient koolzaad en raapzaad, even als andere zaden die dit blauwzuur bevatten maar beperkt in voermengelingen voor te komen. Het is vooral zoeken naar de optimale balans tussen de componenten. Eiwitten zitten niet alleen in peulvruchten, ook in vetrijke zaden zitten veel eiwitten. Deze zijn duidelijk veel beter opneembaar of benutbaar. Tja, 25% ruw eiwit kan zo zijn samengesteld, dat de belangrijkste aminozuren nog steeds onvoldoende in de mengeling zitten. Het zegt dus helemaal niets. Opmerkelijk?
Biologische waarde en bijproducten.
We moeten in veel gevallen daarom bijproducten geven om de tekorten aan te vullen. Maar ja… wat zijn de tekorten en welk product moeten we geven? Whey eiwit komt van de kaas bereiding en is heel hoogwaardig. Het wordt ook heel goed opgenomen door de duiven. Optimaal is echter ei-eiwitpoeder. Een ei wordt gezien als een natuurlijk product met een optimaal eiwit. Dat wordt gezien als een biologische waarde van 100 ( eigeel + eiwit samen). Whey eiwit heeft nog een hogere biologische waarde: 130 - 136 en peulvruchten een lage waarde van 35 – 40. Een wereld van verschil dus!! Whey eiwit is dus nog hoger in biologische waarde dan ei-eiwit ( 2,1% : 4,5% methionine : Lysine), maar de Methionine verhouding is niet helemaal juist. In whey eiwit is Lysine verhoudingsgewijs te hoog ( 1 :3 ), waardoor Methionine minder goed wordt opgenomen. Ei-eiwit staat het dichtst bij onze duiven. Melkeiwit (poeder) is ook hoogwaardig. Je moet echter wel oppassen dat je niet te veel geeft. Dat levert dunne mest op. Dat komt door de lactose in melkeiwitten. Kom je boven de 4%, krijg je dunne mest bij de duiven.
Eivoer.
Ook dat wordt veel gebruikt in de duivensport en ook bij sierduiven. Het eiwit gehalte is niet zo hoog als je zou verwachten; rond de 17% - 22%. Dat komt omdat het samengesteld is uit meerdere componenten. We vinden daarin vaak beschuitmeel, biscuit, sojameel, garnalen, hennep, onkruidzaad, lijnzaad, honing, granen, negerzaad, zaden, suiker, honing, mineralen, oliën en vetten, plantaardige eiwitproducten, vruchten , gist en soms ook wel insecten of miereneieren. Ik zie dus geen eieren in de samenstellingen staan, wat je wel zou verwachten. Zeker goed om te geven als je het ook vers houdt. Koop geen grote zakken want de vetten kunnen oxideren en dan ben je verder van huis.
Ruivoer.
Voor mij was het indertijd wel een uitdaging om een ruivoer (Super Rui) te maken dat wel aan alle waardes voldoet. Dus met de optimale verhouding van eiwit en vetzuren in een juiste balans. Dat lukte met de juiste gegevens van de Universiteit Hohenheim. Er zijn ook enkele mengelingen op de markt die ook de juiste waardes bereiken door een I.C. korrel toe te voegen. Maar de duiven zullen dan wel al die korreltjes moeten opeten, anders kloppen de verhoudingen niet. Een goed ruivoer met het juiste opneembare eiwit kan daarom 16% ruw eiwit hebben maar wel de juiste verhouding opneembare aminozuren methionine : Lysine ( 0.30% : 0.60%).
Transportmiddelen van eiwit.
Om eiwit naar de cellen te vervoeren, hebben we een vervoersmiddel nodig. Een van de belangrijkste transportmiddelen zijn vetzuren. Er moet daarom een goede balans zijn tussen eiwit en vet. Heb je veel eiwit in het voer en weinig vet, dan komt er veel te weinig van dat eiwit op de juiste plek terecht. Let daar maar eens op. Zie je een ruivoer met 16% ruw eiwit en 4% vet? Vergeet het maar. Gaat niet werken.
Conclusie.
Ik vind het prima als universiteiten onderzoek doen waarbij de kwaliteit van leven van dieren kan verbeteren. Maar we moeten geen appels met peren gaan vergelijken. Niet alles wat goed is voor een kip of een paard, is ook goed voor een duif. Mijn voedingsleraar Horst Collenberg zei altijd al als er weer een wetenschappelijk rapport werd gepubliceerd: oh……hebben we weer wat niets ontdekt? Mooi. Dat zullen we dan eerst maar eens even in de praktijk van alle dag uittesten. En zo is het ook. Laat je niet zomaar van alles aanpraten.
Willem Mulder.
Tel: 06-48717475
E-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
We zijn afgelopen week begonnen met het selecteren op andere hokken, zoals we dit al zoveel jaren gedaan hebben. Maandag was ik in Noord-Brabant en dinsdag in Zuid-Holland en op beide adressen heb ik een 100 duiven gekeurd en dat is meer dan genoeg om goed gefocust te kunnen blijven. Ik ben dan ook helemaal afgebrand als ik naar huis toe rijd.
We hebben verleden jaar dan ook besloten om te stoppen met het selecteren bij nieuwe liefhebbers. Voor vrienden en mensen waar ik al jaren kom maak ik nog een uitzondering maar ook dat ga ik afbouwen. Het gaat uiteindelijk steeds ten koste van mijn eigen duiven. De energie en tijd die ik steek in andermans duiven steek ik dan helaas niet in mijn eigen duiven.
Ik vind selecteren een serieuze zaak en dan hebben alle duiven die ik keur voldoende aandacht nodig om te kunnen besluiten over hun leven of dood. Met slechte duiven ben ik binnen 3 seconden klaar, met top duiven vaak nog iets sneller, maar het gros hangt daar ergens tussen in en die vragen om meer aandacht. Als je die middenmoot niet voldoende aandacht geeft ga je als keurder regelmatig absoluut de fout in. Vandaar dat ik met 100 duiven aan mijn limiet zit en ik niet geloof dat je er meer serieus kan keuren op een dag.
We zijn de rest van de week hier thuis aan het selecteren geweest en hebben de toekomstige vliegduiven nu bij elkaar in 2 hokken zitten. Alles heerlijk bij elkaar op zitjes en die kunnen nu vast wennen aan hun nieuwe hok. Ik las van de week op Facebook een advies van een bekende duivenliefhebber om alles direct na de vluchten te scheiden. Daar ben ik het totaal niet mee eens en sterker nog, dat is het domste wat je kunt doen.
Ik zal het uitleggen: als je direct de duiven gaat scheiden en het is van dit mooie najaarsweer zoals vandaag, dan zijn veel duivinnen binnen enkele weken met elkaar gepaard. Dat heb je vaak niet door, omdat als je komt voeren alles driftig door elkaar loopt. Maar als je met mooi weer naar je hok sluipt dan zie je vaak dat duivinnen al met elkaar liggen te kroelen.
En geloof me als ze 3 weken op weduwschap staan dan weten ze elkaar direct weer te vinden. Het succes van totaal weduwschap valt en staat met het goed gepaard blijven van je koppels en dat verkloot je door duiven vroeg te scheiden. Hier blijven ze altijd tot 2 weken voor het koppelen bij elkaar. Je kunt ze dan ook veel makkelijker af en toe loslaten.
Vandaag hebben we de kwekers geselecteerd voor 2024. Ook die zitten allemaal (wel gescheiden door tralies) in het kweekhok. We gaan dinsdag beginnen met de jaarlijkse paratyfus kuur en dat blijkt ook altijd een grote rui stimulans te zijn. Alhoewel er nu al enkele jaarlingen rondlopen als geplukte kippen zal het binnen een week helemaal raak zijn en vliegen de veren en slagpennen om mijn oren.
De duiven hebben in deze tijd extra aandacht nodig omdat er een gigantische inspanning geleverd moet worden om de rui goed te doorlopen/ondergaan. Ze mogen dus niets te kort komen in deze periode. Ik kan me nog herinneren dat vroeger op het platteland gesproken werd over de rui ziekte bij kippen. “De kippen leggen nu geen eieren want ze hebben de rui ziekte”, een uitspraak die ik nog steeds heb onthouden. Dat had dus alles te maken met het feit dat de kippen het in de rui periode zwaar hadden. Veel zwaarder dan iedere dag een ei produceren.
We moeten dus zorgen dat onze duiven niets te kort komen tijdens de rui. Duiven die haperen en niet goed ruien zullen ook matig presteren het daarop volgende jaar. Duiven die wel goed ruien en volop broekpennen gooien zullen beter presteren. Als de grootste rui voorbij is en er alleen nog wat laatste pennen verwisseld moeten worden gaan we alles enten tegen paratyfus en zijn we in principe klaar voor het nieuwe seizoen.
Het zogenaamde stille seizoen is dus zeker geen periode waar we minder aandacht aan onze duiven mogen besteden. Het succes van het nieuwe seizoen hangt dus volledig af van onze zorg, tijd en aandacht tijdens de rui. Zonder een perfecte rui sta je dus al op een flinke achterstand in het nieuwe seizoen.
Martin.
Een onderwerp dat ik er voor dit blog uit wil lichten is nut en noodzaak van een bad. Het valt mij op dat er nog best veel liefhebbers zijn die hun duiven niet op regelmatige basis een bad verstrekken. Redenen die hiervoor genoemd worden zijn meestal tijdgebrek, ze hebben in het hok geen mogelijkheid zonder dat de hele vloer nat wordt of zien het nut er niet van in. Het belang van minimaal 1 x per week een bad is echter noodzakelijk voor het behoud van een kwalitatief goed verenpak. Op zich is het best vreemd dat veel duivenliefhebbers wel belang hechten aan zaken als goede voeding en gezondheid, maar het verenpak van hun atleten verwaarlozen. Dat duiven hun vleugels nodig hebben om te vliegen zal geen enkel weldenkend mens betwisten. Maar vleugels bestaan immers voornamelijk uit veren. Hoe kan het dan toch dat er zo weinig aandacht voor de kwaliteit van het verenpak is? Dat de duif tijdens het vliegen zoveel mogelijk rendement moet zien te halen met zo min mogelijk energieverbruik zal echter niemand betwisten. Dus een duif met een vuil, stroef en beschadigd verenpak zal meer energie nodig hebben om het tempo bij te houden van duiven met een schoon, zacht en compleet verenpak. Het is niet voor niets dat in de schaats- en wielersport zoveel aandacht is voor verlagen van de luchtweerstand onder andere door aanpassingen aan de kleding.
Een duif besteed ook veel tijd aan het verzorgen van zijn verenkleed. Met hun snavel zijn ze voortdurend in de weer om hun veren te verzorgen. Niet alleen verwijderen ze met hun snavel vuil tussen hun veren vandaan, maar ook smeren zij vet uit hun stuitklier over de veren. Deze stuitklier bevindt zich aan het eind van de rug waar de staart begint en produceert een vettige substantie. Dit smeersel zorgt er voor dat hun pluimen waterafstotend, stevig en slijtvast blijven. Daarnaast kleeft hierdoor het poeder dat van de dekveren en donsveertjes afkomt aan de veren. Dat poeder speelt net als het vet een belangrijke rol bij de waterafstotendheid van het verenpak. Wanneer de kans bestaat dat de duiven tijdens de vlucht regen zullen tegenkomen, is het niet verstandig om korter dan twee dagen van te voren nog een bad te verstrekken. Het beschermlaagje van vet en poeder wordt door het bad deels verwijderd en er is gemiddeld zo’n twee dagen nodig om een nieuw beschermlaagje op te bouwen.
Goede avond,
Door recente ontwikkelingen hebben we een acuut probleem in de bemensing van ons afdelingsbestuur en commissies.
Zoals u ongetwijfeld weet is de Commissie Afdelingsconcoursen op tijdelijke basis doorgegaan in 2023, maar lang kunnen we niet op deze manier doorgaan. Daarnaast zijn er ontwikkelingen binnen ons bestuur, die ons noodzaken om snel met u als verenigingen te gaan overleggen. We zijn in 2023 begonnen met 6 bestuursleden, echter
Fake Mulder is geëmigreerd naar het oosten van Duitsland en heeft zich afgemeld als bestuurslid.
Bij een recente discussie over het handhaven van en gevolgen van het naleven van reglementen bleek dat Ron Hanegraaf zich niet kan vinden in recente ontwikkelingen. Om die reden treedt hij op de komende ledenvergadering terug als bestuurslid/secretaris en moeten wij dus dringend op zoek naar nieuwe bestuursleden waaronder een nieuwe secretaris.
Het zal u duidelijk zijn dat met de 4 leden die we nu nog hebben (op 9 posities) we in de problemen gaan komen. Statutair moeten we minimaal 5 leden hebben. Om die reden zullen wij binnenkort een algemene ledenvergadering moeten plannen om met u van gedachten te wisselen over hoe nu verder. We gaan ervan uit dat u allen op deze ledenvergadering aanwezig zult zijn.
Met vriendelijke groeten,
Namens bestuur Oost-Brabant
Ron Hanegraaf
Secretaris
|
Naast een goed rui- of kweekvoer zijn mineralen en sporenelementen van het grootste belang. Reden genoeg om daar eens wat meer aandacht aan te besteden. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de werking van mineralen en sporenelementen in het lichaam, wordt het tijd eens te kijken wat wij er in ons wereldje van duiven houden mee kunnen. Wat is er zoal te koop en wat is een goed product en waarom. In veel duivenbladen is er genoeg aandacht voor de perikelen in de duivensport, kritiek op de organisatie en afdelingen, de zorgen in de duivensport, ga zo maar door. Te weinig over het voorkomen van ziektes door gebruik te maken van goede voeding, mineralen en sporenelementen naar mijn idee. Laten we maar eens van start gaan.
Calcium / fosfor verhouding
De belangrijkste bron voor het aanmaken van een nieuw verenpakket of groei van de botten zijn de juiste aminozuren, calcium, fosfor en vitamine D³. De meest gewenste Ca/P verhouding voor duiven ligt tussen 1 : 1 en 2 tot 1 (bron Curt Vogel). Ze mag zeker niet groter zijn dan 6 : 1 en zeker niet kleiner dan 1 : 1. In duivenvoer is meer fosfor dan calcium aanwezig. (Ca/P = ca. 1 : 4) Het is daarom goed op te letten dat het calciumgehalte van de mineralen een stuk hoger ligt dan het fosfor gehalte, anders wordt het alleen maar erger. Kijk dus kritisch op de verpakking. Ook dient er dagelijks vers grit op de hokken te staan. Bij een tekort aan Ca wordt er teveel Ca van de beenderen weggenomen, wat zal resulteren in weke, poreuze beenderen, dunne eischalen etc.
Te hoge Calciumgehaltes hebben een negatief effect op het metabolisme van fosfor, mangaan en zink. Calcium is nodig voor de beendervorming, spiercontractie, regulering van een aantal cel functies en voor de bloedstolling.
Fosfor (P). Ongeveer 1% van het totale lichaamsgewicht van de vogel bestaat uit fosfor. Hiervan bevindt zich ca. 80% in het beenweefsel. Het element fosfor is ontzettend belangrijk. Het speelt namelijk bij vrijwel alle stofwisselingsprocessen een rol. Fosfor is een onderdeel van eiwitten en vetachtige stoffen. Fosfor kennen we in drie vormen, te weten minerale, plantaardige en dierlijke. De minerale en dierlijke vorm zijn voor de vogel geheel beschikbaar, d.w.z. datgene wat de vogel opneemt kan ook worden benut. Fosfor van plantaardige oorsprong is daarentegen maar voor ca. 30% door de vogel te benutten. Als u één of meerdere van deze grondstoffen aantreft op de verpakking van uw mineraal mengsel, dan weet u dat u een goed product in de hand hebt.
Gevolgen van fosfortekort omwille van onvoldoende opname van beschikbaar fosfor zijn verlies van eetlust en onvoldoende groei, zwakke poten en beendergebreken, lagere eiproductie, lagere vruchtbaarheid, kromme borstbenen en gevoeligheid voor ziekten.
Wanneer te veel fosfor aanwezig is, wat bij duiven zou kunnen voorkomen, vormt deze onoplosbare verbindingen met Calcium, Magnesium, Zink en sporenelementen in de dunne darm. Deze verbindingen worden in de dikke darm terug afgebroken, het fosfor wordt nog geresorbeerd (opgenomen), maar de andere elementen niet meer. Daarom is het zeer belangrijk dat er in het voeder een juiste Ca/P verhouding is.
Vitamine D³.
Calcium en fosfor kunnen niet zonder Vitamine D³ en andersom. Ze hebben elkaar nodig om botten en veren aan te maken. Vitamine D³ is ook verantwoordelijk voor een goed zenuwstelsel. Deze vitamine krijgen we gratis van de zon. Verder ook uit dierlijke oliën zoals uit visolie en levertraan.
Opneembaarheid.
Nou kun je wel allerlei mineralen geven, als ze niet of slecht worden opgenomen, heeft het weinig nut. De vraag is dus: welk calcium en fosfor is voor duiven goed opneembaar?
Zo is de -oxide en carbonaat - vorm (calcium en fosfor) veel minder opneembaar dan de lactaat /gluconaat /sulfaat of de chloride vorm. In vloeibare mineralen zitten daarom ook alleen maar mineralen die 100% opneembaar zijn. Deze opneembare soorten zijn meestal een stuk duurder dan de oxides. Dit kan bijvoorbeeld een reden voor een fabrikant zijn om goedkopere producten te maken in oxide of carbonaat -vorm.
Roodsteen.
Velen beweren nog steeds dat dit waardevolle product niet op een knap duivenhok mag ontbreken. Ik stel er echter de nodige vraagtekens bij. Wat is eigenlijk roodsteen? Het zijn (vaak oude) stukjes dakpannen, die soms jaren op de daken hebben gelegen en gemalen worden tot het product wat we kennen. Dakpannen worden gemaakt van rivierklei. In het zuiden des lands vindt je langs de grote rivieren de steenfabrieken die de rivierklei als grondstof gebruiken. Op zich bevat klei een hoop mineralen maar tegenwoordig is de rivierbodem vervuild met stoffen waarvan ik de herkomst niet ken en ook niet wil weten. Dit alles wordt gebakken in de oven tot de ons wel bekende dakpan. Ook worden de dakpannen tegenwoordig hard gebakken en voorzien van een glimmend laagje. Vooral de roodsteen die uit ons land en uit België komen hebben dit verschijnsel. Zij zitten vaak tegen de grenswaardes aan van wat nog net wel en net niet meer is toegestaan. De boosdoeners zijn o.a. zink en arsenicum. Arsenicum behoort net als cadmium, kwik, lood en tin tot de 'zware metalen'. Als je roodsteen geeft is het aan te raden dit dagelijks te verversen. Dan nemen de duiven dat het beste op.
Toch zijn er ook voordelen.
Als de duiven ineens veel roodsteen gaan eten, is er meestal wat aan de hand. Dat kunnen twee dingen zijn: of de voeding is veel te rijk, of de voeding is veel te arm. Vaak zien we dat fenomeen na de ruiperiode. Deze periode vergt immers heel veel van een duif. En als de voeding niet optimaal geweest is, kan dat gemakkelijk gebeuren. Hoe moeten we nu ingrijpen? We moeten het tekort aan mineralen en sporenelementen weer aanvullen door 2 tot maximaal 3 keer elektrolyten in het water te geven. Doe gerust een volle eetlepel op een drinkenspan. Geef je dat te vaak, ontstaat er dunne mest. Dan direct stoppen natuurlijk. Daarnaast kun je een vitaminemiddel geven met vooral een goed vitamine B complex als onderdeel. Dan is het probleem vaak snel opgelost is mijn ervaring. Als de voeding te hoogwaardig is, wordt er ineens ook veel roodsteen opgenomen. Duiven doen dat om de verstoorde balans te herstellen. Dus door laagwaardig voedsel te eten, om zo het te hoogwaardige voedsel te compenseren. Zo wordt een stofwisselingsprobleem of een tekort aan essentiële voedingsstoffen aangegeven.
Roze mineraalpoeders.
Daar kunnen we nu kort over zijn. Rose mineraalpoeders zijn namelijk gemalen roodsteen, stenen van oude huizen (met salpeter cement) en dakpannen. Zij bevatten daarom dezelfde problemen als het roodsteen. Voor de duiven zijn deze rose mineraalpoeders altijd zwaar verteerbaar. Nou heb ik niet vaak gehoord, dat de duiven er dood aan zijn gegaan. Kennelijk hebben duiven een sterke maag.
Het wordt gekocht als zoete broodjes bij de bakker, omdat deze mineralen vaak erg goedkoop zijn. Het is maar waar je voor kiest.
Leem.
In grote delen van Zuid-Limburg ligt een leemlaag aan de oppervlakte, die is afgezet door de wind. Deze afzettingen worden Löss genoemd en zijn gevormd tijdens zeer koude periodes, toen vegetatie schaars was en de wind vrij spel had. Leem heeft geen ronde, maar een hele grillige structuur, waardoor deze veel oppervlakte bevat. Het grote voordeel daarvan is, dat leem daardoor veel afvalstoffen en toxinen meeneemt in de mest, die zo het lichaam verlaten. Groene leem is een kleisoort die uit de grond wordt gewonnen en dus 100% natuurlijk is. Ze bevat enorm veel mineralen, waarvan kiezelzuur (silicum) het belangrijkste is. Daarvan is meer dat 40% aanwezig in groene leem. Verder bevat groene leem veel magnesium, zwavel, ijzer, calcium, natrium en zink. Groene leem ondersteunt de doorbloeding en het natuurlijk herstel van de huid.
Organische mineralen / Veenconcentraat.
Tot deze groep kunnen we rekenen op de mineralen uit de laagveengebieden. Afgestorven plantenresten van vele duizenden jaren geleden. Deze planten en bomen groeiden in tijden dat het milieu veel zuiverder was dan nu. Het is gebleken, dat ze voor duiven heel goed opneembaar zijn en zelfs zorgen voor een betere darmwerking. Als uw duiven naar het land gaan en daar hun kostje bij elkaar sprokkelen, kun je ze dus veel beter deze organische mineralen ter beschikking stellen.
Zeealgen.
Er zijn nog maar weinig fabrikanten die zeealgen verwerken als mineralen voor duiven. Dat komt, omdat zeealgen erg zeldzaam worden. Ze ontstaan bij koraalriffen en zoals we allen weten, nemen de koraalriffen in rap tempo af. Zeealgen bevatten zeer veel sporenelementen en ze zijn ook een zeer goed filter voor schadelijke stoffen. Zoals al gezegd zijn ze beperkt verkrijgbaar.
Pikstenen en pikkoeken.
Voor pikstenen en pikkoeken geldt hetzelfde als voor de mineraalpoeders. Neem liever de lichte, crème vulling in plaats van de roze. Het leemgehalte in de crème soort is duidelijk hoger. Ook het zouthalte is hier, net als bij de mineralen, van belang. Des te lager het zoutgehalte, des te beter voor de duiven. Hoge gehaltes (tot wel 12%) worden wel graag gegeten door de duiven, maar veroorzaken veel dunne mest problemen. Zout wordt toegevoegd om de prijs te drukken, niet om het product te verbeteren! Duiven regelen zelf hun behoefte aan mineralen en als we ze regelmatig loslaten zullen tekorten niet vaak ontstaan. Voor “vastzitters” ligt dat natuurlijk anders.
Grit.
Grit zijn gebroken stukjes schelpen en die komen uit de zee. Het moet goed worden gedroogd en opgeslagen, om schimmelvorming te voorkomen. Vaak wordt gedacht dat grit het voer in de maag maalt, maar dat is niet juist. Daar is scherpe maagkiezel verantwoordelijk voor. Grit wordt door het scherpe maagzuur in de maag opgelost. In grit zit veel calcium. De opneembaarheid van die calcium is zwaar verteerbaar en ook beperkt. Het is vooral in de rui en kweekperiode nodig een goed opneembaar mineraalproduct te geven die niet alleen calcium, maar ook de andere mineralen en sporenelementen bevat. Wel is het verstandig altijd verse grit op het hok te hebben staan. Als de grit een dag of wat gestaan heeft, komt er een laagje stof op en dan eten de duiven het niet graag meer. Je kunt het grit van het hok nemen en het goed wassen. Nadeel van grit is, dat er nogal vaak verontreinigingen in bevinden. Zo heeft men met een sterke magneet vastgesteld, dat er in het grit veel stukjes ijzer bevindt. Een hele slechte zaak. Je kunt tegenwoordig ook beter geschoonde grit kopen met zeewier. Dat is een stuk duurder maar volgens mij ook een stuk gezonder voor onze duiven.
Kalksteentjes.
Deze worden toegevoegd aan de mineralen voor de juiste balans te realiseren tussen fosfor en calcium. Op zich is het een goedkope grondstof die valt onder de zwaar verteerbare mineralen. De kalksteentjes worden vermalen of heel toegevoegd aan de mineraal mengsels en pikstenen.
Maagkiezel.
In tegenstelling tot wat velen menen is niet de grit, maar is maagkiezel verantwoordelijk voor de vertering van het voedsel. Het moet daarom een onderdeel zijn in de grotmengeling. Let daat goed op. Zit het er niet in, dan kun je ook kleine zakjes maagkiezel kopen en deze in een klein potje vrij op het hok zetten. De kwarts steentjes zijn scherp en zijn als het ware de kiezen van de duif. Geleidelijk zullen de steentjes afslijten,. Deze verdwijnen dan met de mest en de duiven nemen daarna weer naar behoefte nieuwe steentjes op. Voor de voervertering scheelt dat zomaar 5%. Dus je haalt de kosten ervan heel gemakkelijk terug.
Kant en klare Gritmengelingen.
Ook zie je tegenwoordig emmers met mineraalmengsels op de markt met daarin leem, roodsteen geperste eiwitkorrels, groentekorrels, maagkiezel, en snoepzaden. Dat alles om de opneembaarheid te vergroten. De duiven zijn er helemaal echt gek op. Vooral in de rui en kweekperiode wordt hiervan een hoop gekocht. Helaas staat er weinig informatie op de verpakkingen en kan ik er daarom niet veel van zeggen.
Andere minerale bronnen.
Groenten zoals tuin-en waterkers, boerenkool, distels, mier, chinese kool, rammenas, broccoli, venkel, koolrabi bevatten calcium. Zeewier, spirulina en chlorella bevatten ook goed opneembare mineralen waaronder calcium. Het si zeker aan te bevelen eens wat distels, boerenkool of mier in het hok te gooien., De duiven zijn er dol op. Ook biergist en bakkersgist bevatten veel mineralen die goed werken bij duiven. Er wordt gezegd, dat levende gistcellen die zich in de bakkersgist bevinden vitamines aan het lichaam van de duif onttrekken. Op zich is dat juist. Een leverancier van dit product heeft me echter verzekerd, dat in bakkersgist vele vitamines zitten en die worden dan ook weer toegevoegd aan het lichaam. Per saldo dus een hele goede keuze.
De levensnoodzakelijke behoeftes voor postduiven.
Er is op beperkte schaal, maar wel zeer goed wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de behoefte van mineralen voor duiven. In de vrije natuur regelt de duif dat zelf. Vastzitters zijn afhankelijk van wat wij hen geven. Ik geef graag een totaal overzicht in schematische vorm.
De juiste verhoudingen zijn: Calcium (Ca): 0,6%, Fosfor (P): 0,5%, Natrium (Na) 0,15%, Kalium (K) : 0,1%, Magnesium (Mg): 150 MG per kg voer, Chloor (Cl) 800 Mg per kg voer, Zwavel (S) 10 Mg per kg voer, Chroom (Cr): 0.1 mg per kg voer. (4 mg = toxisch), Kobalt (Co): 0.1 mg per kg voer, IJzer (Fe): 50 Mg per kg voer, Fluor (F): 0.3 Mg per kg voer, Jodium (J): 0.3 Mg per kg voer, Koper (Cu): 2,5 Mg per kg voer. Boven 25 Mg = toxisch. Mangaan (Mn): , Molybdeen (Mo): 0.1 Mg per kg voer, Selenium (Se): 10 mg per kg voer, Selicium (Si): 10 mg per kg voer, Zink (Zn): 25 mg per kg voer.
Willem Mulder.
E-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Tel: +31 648 717475