- zondag 06 juli 2025
Soms hoor je, vooral beginners, klagen dat aan duivensport geen touw is vast te knopen. Ook verbaast het ze hoe dierenartsen elkaar soms zo tegen spreken.
VOORBEELDEN
-‘Zeker enten tegen herpes’, zegt de een. ‘Niet doen, een uitbraak daarna is bijna verzekerd’, beweert de ander.
-‘Niet enten tegen paratyfus’, zegt de een, ‘liefst twee maal’, zeggen de meeste.
En zo zijn er nog talloze voorbeelden. Echt vreemd is dat niet. De kennis van de ‘duivendierenarts’ is voornamelijk gebaseerd op empirie en ervaring. Zoals die van de melker. In de opleiding van een dierenarts komen duiven amper of niet ter sprake. Daarom ook dat je best vertrouwen hebt in dierenartsen met ‘duiven ervaring’. Die bijvoorbeeld zelf met duiven spelen, al is dat geen vereiste.
-'Sommige (!) dierenartsen adviseren elektrolyten na de vlucht om vochtverlies op te vangen'. Zoals boeren dat doen als hun koeien aan de schijterij staan. 'Onzin en zonde van de centen' vond X, die medicijnen had gestudeerd en veel aanhang heeft bij de liefhebbers.
ANDERE MENING
De medicijnman: Vochtverlies bij duiven is een heel ander verhaal dan bij mensen of koeien. Die verliezen vocht door zweten, bij duiven gebeurt dat door in en uitademen.
Er kan volgens hem geen verband zijn tussen ‘elektrolyten toedienen’ en presteren. Geef je langere tijd elektrolyten dan kan dat zelfs schaden.
En VOOR de vlucht dan? wilde ik weten.
‘Ik weet het niet’ antwoordde hij, ‘twijfelachtig’. Het verbaasde me dat van hem te horen. Maar vond Socrates ‘denkers’ die twijfelen al niet de beste? Vaklui, wetenschappers, (dieren)artsen die uit de strot krijgen ‘ik weet het niet’ zijn vaak de meest respectabele.
Heeft X gelijk? Ik weet het niet. Weet wel dat ik het na een vlucht met warm weer moeilijk afgeleerd zal krijgen elektrolyten toe te dienen. En ik ken ook het gunstig effect bij nestjongen met waterachtige mest. Die X leek zo zelfbewust dat ik vroeg of ik zijn mening mocht weten over een ander onderwerp dat omstreden is. ‘Kom maar af’, zei de schat.
PARATYFUS
Men moet weten dat ik in de vorige eeuw elk najaar kuurde met Altabactine. Gewoon om geen risico te nemen m.b.t. paratyfus.
Het was (toen nog) vrij verkrijgbaar en wat was ik tevreden. Nooit een medicijn gekend dat de conditie zo snel en zo aantoonbaar verbeterde.
Anno 2025 zijn de meningen weer maar eens verdeeld over de aanpak van paratyfus. Onder kampioenspelers en onder dierenartsen.
Mijn ‘raadsman’: ‘Punt is dat duiven geen economisch belang hebben’. Zouden er in de lage landen nog 250.000 liefhebbers zijn, zoals ooit, dan zouden wetenschappers meer interesse hebben. Al was het alleen al om kassa’s te doen rinkelen.
Wat je nu hoort zijn meningen, meestal gestoeld op ervaring, niet op wetenschap.
Mijn idee is dat je bij een uitbraak duiven die aantoonbaar ziek zijn zo veel mogelijk verwijdert en de rest behandelt.
Waarom ‘zo veel mogelijk’. De ene besmette duif is de andere niet. Sommige genezen en presteren na behandeling zelfs. Enten om te ‘boosteren’, zoals je wel eens leest, is helemaal van de pot gerukt.’
Tot zover X die een kenner zou zijn. Is het ZIJN waarheid of DE waarheid?
Verder zijn er theorie en praktijk. Die botsen vaker.
OMGETURND
Eendaagse fondvluchten met tegenwind zouden het domein zijn van de weduwnaars, terwijl duivinnen beter uit de verf zouden komen bij onregelmatig weer, als jonge duif en op overnachtvluchten. Zo was vele jaren de algemene opvatting. Dat is inmiddels wel veranderd. Bizar zelfs hoe duivinnen nu in alle disciplines steeds meer de lakens naar zich toe trekken.
Bij veel groten van nu was het scenario als volgt:
-Begonnen werd op vitesse met traditioneel weduwschap.
-Nadien werd het HaFo.
-Weer later HaFo maar dubbel weduwschap (doffers en duivinnen spelen).
-Toen de superioriteit van de duivinnen steeds meer regel werd besloten ze geen energie meer te steken in hun doffers en werd alleen nog met duivinnen gespeeld met thuisblijvende partners.
DE REALITEIT
Duivinnen presteren zelfs nog beter dan uitslagen doen vermoeden omdat altijd nog meer doffers worden ingemand. Tenminste in Zuid Nederland en België. Maar ook daar is het beeld aan het veranderen. Bij het inmanden veel manden klaar zetten voor weduwnaars en enkele (rest)mandjes voor de duivinnen is verleden tijd.
Er komt steeds meer balans en het zou me niet verbazen als er nog eens een tijd komt dat het omgekeerd is.
In België was er vele jaren een dubbeling duivinnen. Om 'het zwakke geslacht' te beschermen tegen het weduwnaarsgeweld. Die dubbeling verdween omdat het steeds meer vraag werd wie de weduwnaars kon beschermen tegen de duivinnen! Vermoed dat ‘duivinnenspelers’ als Willy Daniels, Luc van Mechelen, Rik Cools, G v d Wouwer (M Weyns), Geerinckx, Roodhooft, Derwa en vele anderen maar al te graag zouden willen dat de concurrentie alleen doffers blijven spelen.
Zo stond in de Duif over een provinciale overwinnaar: 'En het straffe was dat het een duivin was.' ‘Straf?’ Een halve eeuw terug misschien. Nu eerder normaal.
HOKKEN
Hokken is nog zo iets. Het obsedeert veel Duitsers met centen dermate dat ze de verluchting regelen met peperdure afzuiginstallaties.
Anderen vragen kenners (of vermeende kenners) naar hun hokken te komen zien of de verluchting deugt of eventueel adviezen te geven.
Volgens boeken ‘uit de oudheid’ zou een hoog zadeldak, liefst met Boomse pannen, het beste zijn, hokken met eternieten golfplaten de slechtste. Mensen die me vaker lezen kennen ‘mijn gedacht’.
Hokken moeten goed zijn, klaar. Maar de praktijk toont dat die op vele wijzen goed kunnen zijn. Ook (of vooral?) die met golfplaten. Of dat zo is tonen de duiven. Zelf heb ik al zo veel gezien dat ik nog in weinig geloof. Zelfs niet meer in het nut van isoleren, iets wat decennia lang heilig was.
SPAREN?
Veelbelovende jongen tijdig in houden om ze niet te kraken was nog zo'n dogma. In hedendaagse duivensport zijn veel winnaars jaarlingduivinnen die als jong duchtig gespeeld werden.
Wat in duivensport vandaag waar is kan morgen achterhaald zijn.
Voeren is nog zo iets. 'Gerst is goud' vond wijlen Dirk v Dijck. Anderen even grote kampioenen vinden het vergif.
Zo twijfelden sommigen toen ik schreef dat die onwaarschijnlijke voorsprongzeges niet behaald worden bij tegenwind maar bij wind mee.
Het heeft te maken met vliegen op verschillende hoogtes, lees omstandigheden. Weerkundigen weten hoe enorm de luchtverplaatsingen kunnen variëren.
Is op gunstige hoogte zitten een kwestie van geluk of een eigenschap van goede duiven? Geen idee. En nu we het toch over goede duiven hebben, moet je die vandaag de dag in Nederland zoeken?
Kaier is er niet vies van. Of moet ik zeggen niet ‘meer’. Bij Bas V, de beste liefhebber van Nederland zie je weinig ‘B’ in de stamkaarten, bij diens buurman weer wel.
Weer een waarheid die in het midden ligt???