Gebr. Dekker
- maandag 03 februari 2020
Het is inmiddels alweer winter en vele liefhebbers zijn volop aan het kweken. In dit artikel wil ik het kweekvoer met al zijn mogelijkheden eens onder de loep houden. Als we een kweekvoer gaan uitzoeken, wordt er vooral op de hoeveelheid eiwit gelet. Voor verreweg de meeste liefhebbers worden eiwitten en peulvruchten als hetzelfde gezien. Een eiwitrijk voer is een peulvruchtrijk voer. Het moet stijf staan van de verschillende erwten en bonen van groot tot klein. In de duivenbladen zien we al jaren weer advertenties waarin gemeld wordt, dat een ideaal kweekvoer een ruw eiwitgehalte zou moeten hebben van 17%. Dat zou uit testen zijn voortgekomen. Vervolgens worden er mengelingen aangeprezen met een bijzonder hoog peulvruchtgehalte. Ik heb er wel eens wat over gelezen, dus lijkt me het de moeite waard hier eens nader op in te gaan.
Het eiwit is opgebouwd uit aminozuren. Dat zijn geen zuren, maar bouwstenen die samen het lichaamseiwit kunnen maken. Het lichaamseiwit is nodig voor de groei van jonge vogels, het onderhoud van het lichaam, de spieren, organen, veren, poten en schubben. We onderscheiden niet essentiële en essentiële aminozuren. De niet essentiële aminozuren kan de duif zelf synthetiseren (opnemen) uit het bloed. De essentiële aminozuren moeten in de juiste verhouding in het voer zitten omdat de duif die niet zelf kan aanmaken. Daarom dient een kweekvoer zo veelzijdig mogelijk te zijn. Als er één essentieel aminozuur mist, kan de duif met het hele eiwit niets beginnen en wordt alles weer uitgescheiden. De gevolgen zijn: trage groei, slechte veervorming, vermageren, slechte eiproductie.
Volgens de wetenschap heeft de duif in prestatieperiodes en dus ook in de kweekperiode behoefte aan: 100 mg isoleusine, 180 mg leusine, 300 mg lysine, 180 mg methionine, 180 mg fenylalaline, 50 mg tryptophaan en 100 mg valine per kg gewicht per dag (= 2 à 2,5 duiven). Uit de combinatie van deze aminozuren wordt door de duif zelf arginine, histidine, glutamine en treonine aangemaakt .
Laten we nu eens kijken naar de verschillende mogelijkheden die we zoal hebben. We zien peulvruchtrijke mengeling met wel 40 – 60% erwten en we zien eiwitrijke mengeling zonder peulvruchten. Laten we eens kijken naar de verschillen en stellen vervolgens vast welke voor en nadelen er zijn.
Ruw eiwit en benutbaar eiwit
Als we dat doen, dien je niet te kijken naar het ruw eiwit gehalte maar naar het benutbaar eiwitgehalte. Helaas staan die gehaltes niet op de zak. Ruw eiwit wordt door de lever van de duif niet opgenomen en verlaat het lichaam weer. Delen worden ook omgezet in lichaamsvet. Om een goede vergelijking te maken, moeten we vooral kijken naar de benutbaarheid van het eiwit. Dan kunnen we een betere en eerlijkere beoordeling maken.
Peulvruchtrijk kweekvoer
In de peulvruchtrijke mengeling zien we meestal percentages van 30% tot wel 60% erwten en bonen. Als we willen uitgaan van een ruw eiwitgehalte van 17%, zoals men ons voorhoudt, dan hebben we 50% erwtenmix nodig met gemiddeld 22% ruw eiwit en 50% granen en zaden met gemiddeld 12% ruw eiwit. (22 + 12 = 34 : 2 = 17).
We hebben 50% granen en een 50% erwtenmix. We weten dat slechts 30% van het eiwit uit peulvruchten benutbaar is voor duiven. De rest is ballast. Peulvruchten hebben gemiddeld 22% eiwit. 50% van het voer is erwten, dus: 22% eiwit x 30% = 6,6% benutbaar eiwit. Dan de andere granen die ook 50% van de mengeling bevatten. Laten we er vanuit gaan dat de overige granen een gemiddeld eiwitgehalte hadden van rond de 12%. ( mais, tarwe, milo, dari, gepelde haver, saffloerpitten, zonnepitten etc.). De benutbaarheid van dit eiwit ligt duidelijk hoger dan die uit peulvruchten. Laten we een inschatting maken dat het totaal op ongeveer 7,5% benutbaar eiwit zal uitkomen. (dat ligt aan de benutbaarheid van de gebruikte zaden en granen). Zo zie je, dat een dergelijke mengeling grote verschillen vertoont tussen ruw eiwit (17% en benutbaar eiwit ( +/- 7 %).
Eiwitrijk kweekvoer zonder peulvruchten
We nemen nu een mengeling met een hoog percentage vetrijke zaden en soja. Verreweg de meeste vetrijke zaden hebben een hoog percentage ruw eiwit (gepelde zonnepitten 27,7%). Bij raapzaad hebben we 20% ruw eiwit, bij hennep 19,5% Getoaste soja heeft zelfs 38% tot 40% ruw eiwit. We maken een mengeling zonder peulvruchten met een ruw eiwit gehalte van 17%. We gaan weer van dezelfde gegevens uit. Afhankelijk van de gebruikte granen komen we nu gemakkelijk boven de 10% uit aan benutbaar eiwit. Dit komt omdat we geen peulvruchten in de mengeling hebben met een lage benutting.
Conclusie
Dat is wel even schrikken zeker? Een zeer peulvruchtrijk kweekvoer levert naar schatting een benutbaar eiwitpercentage op van ongeveer 7% en een eiwitrijk kweekvoer zonder peulvruchten 10 tot 11%.
De praktijk
Natuurlijk hebben wij zelf ook verschillende testen gedaan. Ook hier blijkt, dat theorie en praktijk niet altijd met elkaar in overeenstemming is. De kleine vetrijke zaden hebben dan wel een hoger benutbaar eiwit, maar leveren vaak te weinig darmvulling, waardoor de mest dun kan worden. Ook levert meer dan 10% getoaste soja problemen op. Het eiwitgehalte is daarvan zo hoog, dat duiven de soja na een paar dagen laten liggen, als ze kunnen kiezen. Dan kom je ook nog eens calcium tekort. Peulvruchten hebben een relatief hoog calciumgehalte. Andere granen en zaden liggen qua gehalte calcium veel lager. Dat zorgt weer voor een grotere run op de mineraalmengsels. Die moeten dan wel goed opneembaar calcium bevatten en weinig zout bevatten, anders krijgen we er een probleem bij (spuitende jongen).
Testen met eiwitrijk, peulvruchtarm kweekvoer
Praktijktesten leerden ons, dat een evenwichtig opgebouwde kweekmengeling met +/- 10 tot 13% peulvruchten en verder veel benutbaar eiwit (± 8,5%), uit soja en vetrijke zaden, bijzonder goede jongen voortbrengt. We zien een snellere groei en de jongen voelen direct al gespierder aan. Je moet de groei goed in de gaten houden. Meestal moeten de jongen n.l. eerder geringd worden. Om de benutbaarheid nog te verhogen is het goed meerdere keren per dag te voeren. Des te vaker je voert, des te minder is de uiteindelijke opname. Als je dus veel tijd hebt, voer dan gerust 3 of 4 keer per dag. Het voer moet wel opgemaakt worden. Een volle bak methode met een dergelijk voer is niet aan te bevelen. De duiven zullen dan gemakkelijker het lekkerste eruit halen. Daardoor krijgen de duiven geen volledige mengeling meer binnen en kunnen de jongen zelfs mager worden en dunne mest produceren ( denk ook aan een goed mineraalmengsel met een laag zoutgehalte). Deze mengelingen komen nog niet zo veel voor. We zouden wat dat betreft wel wat vooruitstrevender mogen zijn en eens naar de oosterburen kunnen kijken. Duitsland loopt wat dat aangaat voorop in Europa. Als het daar niet is, vergeet het dan maar.
Hoe ziet zo’n mengeling er dan uit?
Zoals al eerder gemeld dienen we te zorgen voor een ruim gesorteerde mengeling. Dit om de essentiële aminozuren zo goed mogelijk af te dekken. Een deel van de peulvruchten kunnen worden vervangen door niet gemanipuleerde soja, hennep, zonnepitten, raapzaad, kardi, koolzaad, lijnzaad etc. Verder zou ik het aandeel maïs en niet te hoog willen maken, anders blijft het liggen en dat is natuurlijk zonde. Om een goede verhouding te verkrijgen van de aminozuren, zoals lysine en methionine, is vakmanschap vereist. Daar heb je de computer met alle beschikbare gegevens over de granen en zaden voor nodig.
Nog meer voordelen
Allereerst bekijken we onze kwekers. Bij het voeren van een peulvruchtrijke kweekmengeling, zoals we die al jaren kennen, zien we een uitstekende groei van de jongen. De kwekers krijgen in de regel dit voer ook ter eigen verzadiging. De duiven zijn in rust, dus kunnen ze de belastende stoffen redelijk goed afbouwen. Toch nemen de duiven over het algemeen toe in gewicht. Na het grootbrengen van een aantal rondes jongen, zie je aan de ouders, dat het de nodige kracht heeft gekost.
Voer je een eiwitrijke, maar peulvruchtarme kweekmengeling, dan zien we duidelijke verschillen. De kwekers blijven veel levendiger en hebben schijnbaar geen of nauwelijks te lijden onder het grootbrengen van meerdere rondes jongen.
Goed voor de vliegduiven.
Die wetenschap brengt ons naar de vliegduiven. Als dat laatste het geval is, dan zou een dergelijke mengeling ideaal zijn voor vliegduiven die kort voor de vluchten nog jongen groot moeten brengen. Het borstvlees blijft perfect doorbloed, doordat de duif niet of nauwelijks belastende stoffen hoeft te verwerken. Ze hoeven dan ook na het spenen van de jongen niet meer “geschoond”of “ontslakt” worden zoals we dat noemen. Er valt n.l. helemaal niets te “ontslakken”. De duiven zijn optimaal in conditie en bewegen zich fantastisch.
Truck 5
Verreweg de meeste van ons voeren de traditionele gewone kweekmengeling aan de jongen en ook aan de vliegduiven die eerst nog jongen groot brengen en straks op de vlucht gaan. Die vliegduiven belasten we dus wel voor een deel met de peulvruchten uit het kweekvoer. Dat is te voorkomen door truck 5 toe te passen. Hoe doe je dat? Allereerst tel je het aantal jongen dat gevoerd moet worden. Dan geeft je zoveel kweekvoer in de bak of in de potjes, dat ze daarmee de jongen kunnen voeren, niet meer!! Als de jongen verzadigd zijn, hebben de oude duiven zelf natuurlijk nog honger. We voeren dan opnieuw, maar dan een heel ander, licht-verteerbaar voer met weinig erwten en voldoende ruwvezels en vetten. Zo zullen deze oude duiven in optimale conditie blijven, geweldig kunnen trainen en direct goed voorbereid aan de start van het vliegseizoen kunnen verschijnen. Ook als zij de eerste vluchten nog één of twee jongen moeten verzorgen, is dit een optimale mogelijkheid. Je kunt ze dan gewoon weduwnaarsvoer geven. Natuurlijk moeten ze wel eerst de jongen hebben gevoerd met kweekvoer (zoals boven beschreven).
Vergelijking onderlinge kweekmengelingen
Tussen de mengelingen onderling zien we ook grote verschillen. Bij een kweekvoer met 30% peulvruchten (wat mijns inziens genoeg is) en heel weinig vetrijke zaden, is de omzetbaarheid of benutbaarheid erg laag. Geef dat maar eens een week zonder het hok schoon te maken. Je moet dan wel grote laarzen aantrekken om het hok nog in te kunnen. Het is dan allemaal stront om je heen. Grote hopen stront. Daarnaast is het de grote vraag of het voer wel volledig is qua aminozurenpatroon.
Als je een kweekvoer hebt die beter uitgebalanceerd is (b.v. met weinig maïs, weinig peulvruchten en voldoende vetrijke zaden, dan zie je meestal mooie kleine bolletjes liggen. De benutbaarheid is veel groter door de hogere omzetbare energie. (O.E.). De voerzak gaat ook dagen langer mee. Eiwit en vet hebben iets met elkaar als het gaat om vertering. Er moet een goede onderlinge verhouding zijn om de voerbenutting te optimaliseren. Een goede ruim gesorteerde mengeling met voldoende vetrijke zaden erin, is veel beter voor de duiven. Die mag ook wat duurder zijn. Als die zak 15% duurder is en je kunt er 20% langer mee voeren, kom je dus gunstiger uit. Goedkoop is meestal duurkoop. Mijn advies is dan ook: koop een zeer gevarieerde mengeling met vele soorten, ook vetrijke zaden. Het gaat om de toekomst van je eigen duiven. Ik wens jullie allen heel veel kweekplezier.
Willem Mulder
Tel: +31-648717475
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.