Jos Nijman
- woensdag 15 november 2023
In Duifke Lacht en ook in Winning, beschrijft Dirk Zoland een vraaggesprek dat hij had met de grote meester. Een aantal zaken uitgelicht:
Over Piet de Weerd:
Hij bezat de kunst op de taal en het gevoel van de duivenliefhebber in te spelen. Piet de Weerd loont gewoonweg de moeite. Vandaag kunnen we de in 1913 geboren Piet de Weerd als een levende legende bestempelen. Het is één van de laatsten van de oude garde uit de "grote" tijd van de duivensport. Hij heeft zonder twijfel zijn plaats in de galerij van illustere figuren. Niet omdat hij grootse resultaten neerzette. Hij heeft immers nooit zelf met eigen duiven aan wedvluchten deelgenomen. Neen, hij bracht als auteur de duivensport op een hoger niveau. Tevens verstaat hij als geen ander de techniek van de selectie en het koppelen van duiven. Hij "maakte" bekende hokken of bracht hen tot ongekende successen. Zo is het ras "Jan Aarden" verbonden aan de naam Piet de Weerd, terwijl het bekende Duitse hok van Raymund Hermes hem eveneens veel verschuldigd is.
Over liefhebbers zegt Piet de Weerd:
De meeste liefhebbers hebben één keer succes, doch na vijf à zes jaar zijn ze weer van het toneel verdwenen. De oorzaak hiervan is dat ze geen kweekkoppels kunnen vormen. Dat is hun enige probleem. Negen van de tien duivenliefhebbers kunnen geen kweekkoppels vormen. Ze denken echter dat ze het kunnen. Als iemand een beetje goede resultaten behaald, denkt hij onmiddellijk dat hij alles kan. Dat is een epidemie onder duivenliefhebbers. Meestal kunnen ze een duif niet van een kraai onderscheiden, doch ze denken het te kunnen eens ze een paar prijzen gewonnen hebben.
Over goede duiven:
Om het even waar men gaat: 80% van de duiven zijn waardeloos, 80% deugt niet. En met de resterende 20 % moet men zeer voorzichtig zijn als men daarvan koppels wil vormen. Waaraan ik nog wil toevoegen dat men voor de fond "voetgangers" nodig heeft. De beste duiven van de wereld zijn "voetgangers". Als men een ras wil opbouwen, moet men beginnen met duiven te kopen. En wat koopt men het beste? Een nationale winnaar die te voet gekomen is. Mijn ervaring is dat dat in het algemeen de beste kweekduiven zijn. En als men halve fondduiven wil kweken, kan men snelheidsduiven er tegen koppelen. Snelheid erin brengen is geen probleem. Maar hetgeen in de kop van een duif steekt, dat is wel een probleem. Wat in de kop steekt, denken sommigen in de ogen te kunnen lezen. Ik kan wel zeggen dat als men twee duiven koppelt met grote pupillen men niet op de juiste weg is. Daar kan wel eens een goede duif uitkomen, maar normaal niet, niet één op tien, niet één of twintig. Neen, men moet duiven hebben met een kleine pupil en veel kleur in de iris. Maar als men zich enkel hiertoe beperkt, zonder rekening met de mand te houden, dan duurt het niet lang. Men heeft dan een hok vol schilderijen van Rubens of Rembrandt zitten, maar die niet over de straat kunnen vliegen. De mand hoort nu eenmaal bij de selectie.
Onze spieren moeten geoefend worden. Atleten trainen ongelooflijk veel. Duiven hebben daarentegen niet zoveel training nodig. "Dat klopt. Zelfs bij fondduiven is dat het geval. Ze hebben voordien weinig gevlogen en winnen een kopprijs, zelfs bij zwaar weer. Ze hebben echter wel gedronken. Dat is het belangrijkste. Ze moeten veel drinken omdat ze vaak met de vleugels slaan: 250.000 vleugelslagen. Zonder drinken gaat dat niet, we kunnen er niets aan veranderen. Doch "natte" duiven hebben over het algemeen een betere waterhuishouding. Dat denk ik in ieder geval.
"Wat is een "natte" duif?"
Een duif heeft geen zweetklieren. Men kan voelen of een duif nat is, ze voelen klam aan. Deze klamme duiven staan tegenover droge duiven. Er zijn twee oorzaken voor een droge duif. Ten eerste kan het aan de soort liggen. Deze duiven moet men onmiddellijk opruimen. Duiven kunnen echter ook droog zijn omdat ze op een nat hok zitten en zodoende allerhande ziekten hebben. Dat heb ik van Henk (z'n zoon). Hij zegt dat natte duiven op droge hokken zitten en droge duiven op natte hokken." Genetisch is een duif droog of nat en daarenboven speelt de gezondheid een grote rol. Men moet dat onderscheiden, maar dit is moeilijk. Genetisch droge duiven bestaan niet, omdat die allang achtergebleven zijn. Het heeft dus altijd met de conditie te doen. Slechte hokken zijn hokken waarop te veel duiven zitten of waarvan de verluchting niet goed is. Op zulke hokken treft men droge duiven aan. Ze hebben een droog, dof en slecht vederwerk. Op goede hokken zitten duiven, die zijdezacht en nat zijn. Goede hokken hebben een luchtvochtigheid van 50 tot 60%. Dat zijn de besten. Wat de conditie betreft, zijn droog en nat een groot verschil. Velen konden hun duiven niet koppelen. Dat is bijna bij tien liefhebbers op tien het geval. Er zijn veel liefhebbers die goede duiven kopen en er niets uit kweken. Na drie à vier jaar worden die dan opgeruimd. Waaraan ligt dit?
Dat juist koppelen is alles. Ik heb zeer veel duiven gekoppeld die andere duivenliefhebbers nooit zouden samen zetten. Weet je welke duiven? Duiven met een kort borstbeen en een lange staart. Wat de fond betreft, selecteert de mand in die richting. En dat is iets wat duivenliefhebbers niet graag hebben. Daarom koppelen ze deze duiven met duiven die iets anders zijn, die dus een lang borstbeen en een korte staart hebben. Dat doen ze graag, maar dat leidt ook naar de ondergang. Als ik aan de fondduiven denk die ik gekend heb, dan had de meerderheid van hen een kort borstbeen en een lange staart. Dat is de waarheid, maar geen mens wil deze duiven hebben. Men dient echter een onderscheid te maken tussen de overnachtvluchten (grote fond) en de fond van 600 tot 900 km. Er zijn weliswaar uitzonderingen en hier denk ik aan de "Klaren" van Desmet-Mathijs. Dat was een duif met grote vleugels en zonder kort borstbeen en zonder lange staart. Maar in het algemeen hadden van de honderd fondduiven die ik gezien heb de meerderheid, zo'n 70%, een kort borstbeen. Ik heb er speciaal op gelet. Ik dacht steeds: "Hoe is dat mogelijk, een tamelijk kort borstbeen en een lange staart!"
Uit welke duiven moet je kweken:
Neen, een duif van drie jaar is niet beter voor de kweek dan een duif van tien jaar. Er is geen verschil. Vijf dingen zijn van belang:
de kwaliteit van de spieren (samentrekkings-vermogen en kwaliteit van het spierweefsel).
de mogelijkheid reserves te stockeren (uithouding).
de spiermassa (spierkracht).
de doorbloeding van het spierweefsel.
de algemene vitaliteit.
Ik merkte dat de vitaliteit, de agressiviteit zeer belangrijk was. De agressiviteit van een duif kan men testen door aan haar bek te trekken. Als ze zich niet weert, is ze negen keren op tien totaal waardeloos. Waarom ze zich weren weet ik niet. Ze doen het in elk geval niet uit angst. Het heeft met eigenzinnigheid te maken denk ik. Agressiviteit schijnt in de erfelijkheid een belangrijke rol te spelen. Vitaliteit en agressiviteit zijn heel belangrijk, ze hebben met het overlevingsinstinct te maken.
Het oog is ook belangrijk. Wat de ogen betreft, zijn er ook verschillen in kwaliteit. Als je niets anders doet als op het oog selecteren, je niet aan wedvluchten deelneemt en dat gedurende vijfentwintig jaar, dan heb je schone ogen, maar de duiven kunnen niet van hier tot daar vliegen.
In een paar zinnen waar de duivensport om draait.