Roger Casier
- dinsdag 09 januari 2018
Grondstof in de kijker
Aminozuren in diervoeding
Aminozuren zijn de meest verspreide organische moleculen in planten en dieren. Ze zijn opgebouwd uit koolstof (C), zuurstof (O), stikstof (N) en sommige bevatten ook nog zwavel (S). Ze vormen de bouwstenen van het eiwit. Bij de eiwitsynthese worden de aminozuren in de juiste volgorde aan elkaar gekoppeld in functie van het soort eiwit dat gemaakt moet worden. Eiwit bestaat dus uit lange, in elkaar gevouwen ketens van verschillende aminozuren. Indien we eiwit vergelijken met een trein, dan zijn de aminozuren als het ware de wagons.
Er zijn 22 aminozuren gekend. Ze zijn uiterst belangrijk voor een dier. Hun belang blijkt duidelijk uit de verscheidenheid van biologische functies: opbouw van spierweefsel, melkproductie, enzymen, hormonen, immuunsysteem...
De voeding van dieren moet er dan ook op gericht zijn dat ze dagelijks voldoende aminozuren kunnen opnemen. Aminozuren worden via het voedereiwit aangeboden. In de regel zullen eiwitrijkere grondstoffen meer aminozuren bevatten.
Bij het samenstellen van de voeders moet je wel een onderscheid maken tussen essentiële en niet-essentiële aminozuren. De niet-essentiële aminozuren (12) kan het dier zelf aanmaken (uit andere aminozuren). Voorbeelden van niet-essentiële aminozuren zijn glutamine, alanine, glycine en serine. In principe zal een dier geen tekort hebben aan de niet-essentiële aminozuren. De essentiële aminozuren kan het dier niet zelf aanmaken. Er zijn 10 essentiële aminozuren, voorbeelden zijn lysine, methionine, threonine, tryptofaan en valine. Vooral bij snelgroeiende en lacterende dieren die een hoge behoefte aan essentiële aminozuren hebben, kunnen er al snel tekorten optreden. Die zullen dan via de voeding aangevuld moeten worden. Wanneer het aanbod aan essentiële aminozuren uit de grondstoffen ontoereikend is bij het samenstellen van het voeder, kan er gebruik gemaakt worden van synthetische aminozuren. Op dit ogenblik kunnen de 5 hogergenoemde essentiële aminozuren in synthetische vorm worden toegevoegd.
Een ander belangrijk aspect in de voeding van dieren met aminozuren is het begrip “limiterend aminozuur”. Dat wordt geïllustreerd in onderstaande figuur. Stellen we bijvoorbeeld de groei van een dier gelijk aan het waterniveau van het vat en beschouwen we de hoogte van elke duig van het vat als het aanbod van één essentieel aminozuur, dan bepaalt de laagste duig de groei van het dier. Het aanbod methionine bepaalt in dit geval de groei en is dus limiterend; de andere aminozuren worden niet meer benut en worden in feite in overmaat verstrekt.
Bij het samenstellen van een voeder is het dus zeer belangrijk dat de essentiële aminozuren in een juiste verhouding worden aangeboden.
Ten slotte is het ook beter voor het milieu dat de aminozurenvoorziening van dieren nauwkeurig wordt afgestemd op de behoeften. Bij een optimale aminozurenvoorziening zal de stikstofbenutting toenemen en stikstofuitstoot naar het milieu via mest en urine afnemen.