- zondag 10 december 2017
Veel geluk (deel 2, 2 dec)
Veel geluk
Nu vooral Chinezen zo veel geld geven voor vooral bewezen vliegers hoor je soms kreten als de volgende: ‘Ik heb mijn goede verkocht want ik heb er toch nog broers van.’ Daarmee troosten sommigen zich ook als ze een goede verliezen of als een doffer van een ‘kweekkoppel’ niet meer bevrucht. ‘Dan zet ik de broer maar tegen zijn duivin?’ Zo simpel is het dus niet. En zo werkt het al helemaal niet.
ANDRE ROODHOOFT
Een absolute hoogvlieger in België op de kleine fond is Andre Roodhooft. Weinigen doen beter. Andre is een soort autoriteit die je niet tegenspreekt. Zoals je ook een Gommaar Verbruggen niet tegen spreekt. Dat is als vloeken in de kerk. Toch durf ik een bemerking plaatsen waar hij beweert alleen duiven op het kweekhok te dulden die perfect gebouwd zijn. Niks mis mee natuurlijk, integendeel. Maar is een perfecte lichaamsbouw ook een must voor het kweken van goede duiven? Niet dus al hebben duiven met perfecte lichaamsbouw natuurlijk wel de voorkeur.
HEREMANS EN DE OLYMPIADE
Zo kreeg ik bij Leo Heremans eens een oude rakker in handen, ik meen een witpen, die geldt als een van de stamvaders op zijn hok. De duif zelf had, ik geloof, 18 eerste prijzen gewonnen, maar wat viel die tegen ‘in de hand’. We hebben het hier dus over een duif die zowel als vlieger en kweker buiten categorie was. Ook diens ‘Olympiade’, gekweekt door Gust Janssen was zeker geen atleet. Wat hoekig en lomp, meer een boerenduif, iets wat Leo trouwens zelf beaamde.
DE 230
Zelf had ik mijn 230, broer van Ace Four en zijn nestzus (1e en 2e ‘Provinciale’ Asduif in hun geboortejaar tegen gemiddeld ruim 11.000 duiven). Henk Simonsz heeft 2 jaar geleden in dit blad nog een serie artikelen gewijd aan de fameuze nazaten van hem en diens broer. Wat betreft de 230 geloof ik niet dat iemand die ooit in handen kreeg. Behalve de ‘aanpakkers’ dan natuurlijk en die vroegen telkens weer of ik me niet vergiste. Of het geen duivin was die tussen de doffers zat. Maar ik vergiste me niet. Het was een klein doffertje zo onooglijk dat ik me schaamde die aan iemand te tonen.
De 230. Niet mooi, geen goede vlieger, maar wat een kweker was dat!
ERIC LIMBOURG
Verder vergeet ik het bezoek aan Eric Limbourg niet gauw meer. Een sportgenoot en ik kregen een duif in handen waarbij we elkaar aankeken. Was dit echt een van zijn allerbeste kweekduivinnen? Of wij kenden helemaal niets van duiven of hij wilde ons foppen. Maar Eric was bloedserieus. Kennelijk heeft hij een andere smaak of het interesseert hem niet hoe duiven er uit zien. Als ze maar goed vliegen of kweken.
Eric Limbourg heel zijn leven al een groot kampioen
BAELEMANS
Die naam zal zeker jongeren weinig zeggen maar Stan had ‘in een ander leven’ (want het is wel erg lang geleden) een ‘Quievrain vlieger’ die je kon vergelijken met de vermaarde ‘Sprint’ van Albert Marcelis. Amper te kloppen. In die tijd was ik geabonneerd op vijf duivenkranten (waar zijn ze gebleven) en toen kon je niet naast de prestaties van de ‘donkere’ van Baelemans kijken. Die werd ook Nationale Asduif en dat in een tijd dat er nog zo’n 80.000 of meer liefhebbers waren. Toen al had ik de jacht op goede duiven geopend, dus ik naar Stan. Eerst toonde hij me de ouders van zijn donkere en dat was schrikken. Noch de duivin noch de doffer waren om aan te zien. ‘Hoe kwam je er bij deze duiven tegen elkaar te zetten?’ vroeg ik hem. ‘Het waren als jonge duif mijn twee beste’, aldus Stan. Zo simpel kan het dus zijn en… weer een super uit de VLIEGERS dus.
Stan Baelemans met zijn donkere
PAULA 5000
Een iconische duif was zeker ook ‘Paula 5000’ van de veel te vroeg gestorven Remi de Mey uit Booischot. Ik heb die meerdere keren in handen gehad. Wat een prul. Daar was werkelijk niets goeds aan. En toch wordt die vaak beschreven als de beste duif ooit. Vier jaar op rij klasseerde ze zich bij de vijf beste Nationale Asduiven.
Nu moet je weten dat de KBDB destijds overhoop lag met de organisatoren van de Olympiade. De duiven van de bakermat werden in de standaardklasse elk jaar weer opnieuw weg geblazen door landen waar duivensport nog in de kinderschoenen stond. Tot het zulk een genante vertoning werd dat men verandering wilde.
Om ze te tarten werd ‘Paula 5000’ ingezonden voor de Standaard klasse en na de keuring grote consternatie in de duivenwereld. De mogelijk beste duif van de wereld stond geklasseerd als allerlaatste. Ze scoorde op alle punten slechter dan de slechtste duif van welk opkomend duivenland ook.
Paula 5000 van De Mey. Bij leven al een legende. Zelfs de kleur was niet om aan te zien.
MEER KANS
Supers zijn zeldzaam. Twee duiven uit een nest die beide super vliegen nog zeldzamer. Maar heb je zo’n paar dan is de kans groot dat het ook goede kwekers zijn. Zoals mijn eerder genoemde 145 (Ace Four) en zijn nestzus. In België alleen al wonnen Luc van Mechelen, Jespers v d Wegen, Jochems van Hasselt, Michel Vanlint, Marcel Wouters, Charel Boeckx, Rubens, Henri Boenders, Bart van Oeckel eerste prijzen nationaal of ze hadden een Nationale Asduif met de nazaten.
Wat de praktijk ook leert? Dat, als je een goede vlieger hebt waarvan de broers en zusters geen sikkepit waard zijn, je kansen op een waardeloze kweker optimaal zijn.
LINKAGE
Soms hoor je wel eens opmerkingen in de geest van ‘alleen als ik uit dat koppel een witpen heb (of blauwe, of sproet of whatever) zijn het goede.‘Linkage’ noemt men dat: Uiterlijke waarneembare kentekenen die samen gaan met wat wij kwaliteit noemen. Of zo iets bestaat? Hmm. Zijn in een gezin alleen kinderen met zwart haar, of blauwe ogen (ik noem maar iets) goed in wiskunde, of in talen, of in sport? Bestaat zo iets? Hmm.
JONG, VITESSE EN UIT VLIEGERS
Op het kweekhok op passen voor ‘te oude mannen’. Echt goede duiven waarvan beide ouders op leeftijd zijn zijn er nog niet zo veel. Verder moet je als halve fondspeler niet vies zijn om te kweken uit vitesse duiven. Jan Grondelaars zocht die zelfs om zijn ‘HaFo duiven’ te verbeteren. Neem nu die Willy Daniels en zijn stuntvliegers op de kleine fond. In de afstamming kom je de namen tegen van Gert Heylen, Marien Royberghs en De Meyer, allemaal pure vitessers. Vooral de Meyer, is interessant. Die had destijds een fameuze vitesseduif die op Quievrain, amper 100 km, liefst 14 eerste gewonnen had. Willy kocht een bon van Demey en koos geen jong uit de ouders van die goede maar uit de goede zelf.
Beter jongen uit een goede vlieger, al is die nog zo onbekend dan uit duiven met een adembenemende pedigree maar die op de vluchten hun kat sturen.