- dinsdag 18 juli 2023
Op de vorige column over het onderwerp “Succes in de duivensport” kreeg ik een tiental reacties. Feitelijk kwamen al deze reacties op hetzelfde neer en het trefwoord in deze reacties was het woordje “meer”. In de ogen van deze liefhebbers doet een kampioen meer dan zij zelf willen of kunnen. Kampioenen steken er meer geld in, steken er meer tijd in, hebben meestal meer duiven, hebben meer ruimte, zien meer aan de duiven, weten meer dan zij over duiven, voer, ziekten, medicijnen en supplementen, willen meer bereiken en hebben daar meer offers voor over. Een aantal van hen gaf ook aan dat ze daarom niet zoveel kunnen met reportages over kampioenen. Ze lezen liever artikelen over liefhebbers waarin ze zichzelf herkennen. Hopelijk zullen ze in de hoofdpersoon van deze column iets van zichzelf herkennen en deze column wel met plezier lezen.
De 71 jarige Jan Bos uit Boelenslaan zit inmiddels 60 jaar in de duivensport en is in Friesland en ver daarbuiten een bekende naam. Hij is als jonge jongen in de duivensport gerold omdat drie ooms met duiven vlogen in Houtigehage en Boelenslaan. Destijds was er in Houtigehage nog een grote club met 46 vliegende leden afkomstig uit beide genoemde dorpen die aan elkaar grenzen. Tegenwoordig wonen er nog maar 4 duivenliefhebbers en de club is al jaren geleden opgeheven. Jan is lid in Drachten en speelt in rayon D waar hij vanaf het begin tot de betere spelers behoort. Voordat afdeling Friesland 96 werd opgericht was hij ook al jaren bij de kampioenen van afdeling K te vinden, met name op de vitesse en midfond. Een mooie herinnering bewaart Jan onder andere aan het winnen van de zogeheten Repumavlucht met jonge duiven. Op deze vluchten waren destijds grote prijzen te winnen zoals ondermeer een auto. Zijn zoon speelde destijds als jeugdlid en had op het hok van Jan zijn eigen duiven. Deze duif van zijn zoon was helaas niet voor de auto gezet waardoor deze aan zijn neus voorbij ging. Maar het winnen van een dergelijke aansprekende vlucht is op zich natuurlijk ook al een hele belevenis.
Jan heeft 18 meter hok verdeeld over 6 afdelingen. Hij speelt de laatste jaren met een vliegploeg van alleen 24 doffers op weduwschap op de vitesse, midfond, jonge duiven en natour. In het verleden werd ook totaal weduwschap gespeeld en ook op de dagfond meegedaan. Ook werd in het verleden voor het generaal kampioenschap gespeeld. Maar Jan doet het nu wat rustiger aan, wat niet wil zeggen dat hij ze alleen nog maar voor de liefhebberij heeft, want hij is nog steeds fanatiek en wil als hij meedoet ook winnen. Maar hij wil ook niet meer dag en nacht met de duiven bezig zijn. Jan; “Meer duiven en meer disciplines spelen brengt ook meer werk met zich mee. Ik vind het wel goed zo. 24 duiven inkorven vind ik meer dan genoeg. De duivinnen worden alleen op de natour gespeeld.”
Jan heeft de afgelopen jaren een eigen stammetje opgebouwd met aan de basis duiven van Pieter Veenstra, Joop Koch uit Eindhoven en Dirk van Dijck (B). De meeste duiven gaan in hun afstamming terug naar een doffer van Bareld Nijboer (de 77 die een 1e, 6e en 10e NPO heeft gevlogen) en een duivin van Pieter Veenstra (dochter van de Golden Wing). Daarnaast zijn er nazaten van de Kanibaal en de Rambo van Dirk van Dijck die een inbreng in de stam hebben. Er wordt door Jan wel wat werk van de kweek gemaakt, hetgeen inhoudt dat stambomen goed worden bestudeerd en er ook veel aan familiekweek wordt gedaan. Jan bezit 10 koppels kwekers waarvan voor eigen gebruik 2 rondes worden gekweekt. Als er meer wordt gekweekt is dat voor de verkoop wanneer er vraag is naar jongen uit bepaalde koppels en een enkele keer nog wat zomerjongen voor eigen gebruik uit een bewezen koppel.
Duivensport is een tijdrovende sport. Om aan de absolute top mee te draaien moet je naar mijn mening tegenwoordig bijna dag en nacht met de duivensport bezig zijn. Ik vroeg Jan of hij deze mening deelt. Jan; “Zo denk ik er ook over, maar omdat je al zo lang meedraait en een dagje ouder wordt, wordt het fanatisme wel minder. Maar ik wil nog altijd graag mee doen voor de eerste plaats op de uitslag. Als dat niet meer lukt, dan stop ik ermee, want de tweede viool spelen is niets voor mij. Duiven aanhouden puur voor de hobby, dus alleen genieten van het rond de deur vliegen en het van de vlucht zien thuiskomen, past niet bij mij. Duiven opwachten zonder de spanning van de wedstrijd, nee toch?! Dan ga ik liever vissen.”
Met de bovenstaande uitspraak zullen sommige lezers waar ik reacties van ontving zoals beschreven in het begin van deze column, zich vast niet kunnen vinden. Voor hen zal het zien thuiskomen van de vlucht en de dagelijkse verzorging van de duiven wel voldoende kunnen zijn. Het ambitieniveau is nu eenmaal niet bij iedereen even hoog en dat is maar goed ook. Het is precies zoals Cor Walda in de vorige column ook al aangaf; “Een ieder moet doen waar hij of zij zich goed bij voelt.” Zo denkt Jan er ook over. En ook zijn ambitie heeft beslist zijn grenzen zoals hij hiervoor al aangeeft. Ik denk ook wel dat er een grote groep liefhebbers iets van zichzelf zal herkennen in de manier waarop Jan duiven houdt. Dat hij met zijn eenvoudige manier van duiven houden prestaties levert zoals een paar weken geleden het 1e grootmeesterschap met 21 van de 23 in de punten in het rayon beginnende met de 2e, 3e. 8e en 9e plaats, kan een stimulans zijn voor degenen die ook niet alle puntjes op de i willen en kunnen zetten.
En wat is dan die eenvoudige manier van duiven houden volgens Jan?
Het hok
“Mijn hok heb ik een kleine 40 jaar geleden zelf getimmerd en in al die jaren heb ik er eigenlijk weinig aan veranderd. Het hok was meteen goed. Het staat op het zuidoosten. Er liggen Hollandse dakpannen op en de verluchting heb ik destijds zelf uitgedacht. Eenmaal per jaar wordt het hele hok schoongemaakt en ontsmet. De wanden en de vloer worden met bleekwater schoongeboend en de vloer wordt met de brander droog gebrand. De zolder van het hok wordt dan met de stofzuiger uitgezogen. Ik heb geen verwarming of andere poespas in de hokken.”
De verzorging
“De duiven komen alleen ’s morgens los. Vroeger was dat twee keer per dag en ze presteerden niets beter dan met één maal per dag trainen. Voor wat betreft voeren ben ik in die 40 jaar een paar keer van merk gewisseld. De meeste merken voer zijn tegenwoordig goed. Ik zie en voel wat en hoeveel ze nodig hebben. Ze krijgen net zoveel voer als ze nodig hebben en toch blijft er nooit een korrel voer liggen. Je moet dat aanvoelen. Bij mij krijgen ze voldoende goed voer, grit en mineralen, maar verder niets. Systemen met een afgemeten hoeveelheid voer en elke dag iets in het water zijn aan mij niet besteed. Ik heb mijn eigen systeem dat ik al 40 jaar hanteer en waarvan ik niet afwijk. Ik doe alles op gevoel. Ook als er iets aan mankeert zie ik wel wat er aan hapert zoals bijvoorbeeld coli bij de jongen en dan gebruik ik wel medicatie. Maar verder gebruik ik alleen medicatie als de dierenarts dit adviseert omdat ze iets onder de leden hebben. Ik observeer de duiven dagelijks en ben er zeer alert op wanneer er een duif “dik zit”. Die gaat meteen apart of er uit en bij meerdere gevallen zal ik beslist een dierenarts inschakelen. Trainen doen duiven als ze gezond zijn zelf, dus bij mij geen gedwongen training en geen vlag. Wel jaag ik de jonge duiven wel eens op als het me te lang duurt voordat ze in de lucht staan en wegtrekken. Zowel de ouden als de jongen worden bij aanvang van het seizoen 2 x gelapt c.q. opgeleerd en verder wordt er nooit gereden met de duiven.”
Tot slot wil Jan nog aangeven dat wanneer de duiven het niet zo doen als dat je zou willen, je altijd eerst bij jezelf te rade moet gaan. Wat heb je gedaan of juist niet gedaan en wat heb je gemist bij de observatie van je duiven? Jan; “Je kunt aan je duiven zien of ze goed in orde zijn. Aan de manier van vliegen en het gedrag op het hok. De duiven moeten levendig zijn. Zijn ze niet in orde zal je op tijd moeten ingrijpen. Maar ook al heb je ze in topconditie ingekorfd zijn er nog altijd zaken waarop je zelf geen invloed hebt zoals de invloed van de wind en de ligging van jouw hok ten opzichte van de trek van de duiven.”