Max van Dongen
- woensdag 11 september 2024
In september 2009 begon ik met de-duivencoach.nl. Kort daarop begon ik met het schrijven van columns op mijn website. Mijn bedoeling was om in deze columns mijn bevindingen te combineren met het verstrekken van leerzame informatie. Dit in de hoop en verwachting dat de liefhebbers die een steuntje in de rug kunnen gebruiken, hier wat aan zouden kunnen hebben. Ik doe dit onder andere met het voor het voetlicht halen van liefhebbers die succesvol zijn in de duivensport. Dit door hen te laten vertellen waaraan zij hun succes te danken hebben in de serie columns “Succes in de duivensport”. Tot mijn verbazing behoren de meeste columns uit deze serie echter tot mijn minst gelezen columns. Maar nadat ik een aantal liefhebbers had gevraagd die tot mijn vaste lezerskring behoren, werd mij al snel duidelijk waar de schoen wringt. De meeste liefhebbers willen niet steeds met hun neus op de feiten worden gedrukt, namelijk dat ze minder tijd, geld, of minder ruimte beschikbaar hebben, minder fysieke inspanningen kunnen of willen verrichten en minder offers willen brengen om aan de top te komen. Ze lezen liever verhalen waarin ze zichzelf herkennen. In deze column zullen deze lezers misschien niet veel van zichzelf herkennen, maar hopelijk lezen ze deze column toch wel met plezier en als er dan ook nog iets van is op te steken, is dat nog mooier!
De liefhebber die dit keer centraal staat is de 58 jarige Gert van den Boogaard uit Rijen. Gert heeft de duivensport van huis uit meegekregen. Als kleine jongen van 7 jaar ging hij al met zijn vader mee het hok in. Gert heeft tot 1996 met zijn vader samengespeeld. Hij kan in zijn duivensportcarrière terugkijken op hele mooie successen zoals de 2e beste liefhebber van Nederland en 5e kampioen aangewezen jonge duiven van Nederland in 2022. Daarnaast heeft hij 3 x een afdelings vlucht gewonnen op de dagfond, namelijk Blois in 2008, La Souterraine in 2013 en Chateauroux in 2018. Dit zijn natuurlijk successen die je als duivenliefhebber altijd bij zullen blijven, maar ook zijn eerste jaar als zelfstandig lid leverde mooie momenten op die nooit vergeten zullen worden. Zo speelde Gert op Bourges in 1996 met twee duiven mee in de club de 1e en 2e prijs.
Gert heeft niet voor een specialisatie gekozen, maar speelt in principe elke vlucht mee (behalve marathon) en speelt niet voor een kampioenschap. Als hij aan het eind van het seizoen bij de kampioenen staat is dat voor hem mooi meegenomen. Zijn doel is echter het winnen van een vlucht. Gert heeft 17 meter aan hok, verdeeld over 4 hokken. In de winter heeft hij maximaal 100/110 duiven. Hij speelt totaal weduwschap met 50 duiven. Op zijn website heeft Gert zijn stamopbouw uitvoerig beschreven evenals de afstamming van de duiven die voor de grote successen zorgen. https://www.gertvandenbogaard.nl/ Gert; “Ik bezit een eigen stammetje, waar ik regelmatig iets bijhaal. Voor de opbouw hiervan heb ik gebruik gemaakt van de inzichten uit het boek “De kunst van het kweken” van professor Anker en Steven van Bremen. Ik probeer van mijn beste duiven die nog uit de oude Verhoeven / Koopman lijn komen de lijnen vast te houden. Ik koppel graag enkele goede duiven op elkaar waarvan er 1 uit de oude lijn komt x een goede aangekochte lijn die hier al gepresteerd heeft. Daarna zet ik er van dezelfde lijnen weer een partner tegen. Zo houd ik beide lijnen vast maar wel alleen met duiven die ook hebben voldaan op de vluchten.”
Bij het doornemen van de website van Gert wordt al snel duidelijk dat hij in de loop der jaren in zijn doorlopende zoektocht naar betere duiven diverse investeringen heeft gedaan bij enkele grotere commerciële hokken. Dit is lang niet voor iedereen weg gelegd. Maar mijn inziens is dit gelukkig ook niet nodig om een goed hok presterende duiven op te bouwen. Ik vroeg Gert hoe hij daar tegenaan kijkt. Gert; ”Sowieso koop ik altijd maar enkele duiven bij zo’n topper. Ik geniet ervan een duif van zo’n hok op mijn kweekhok te hebben zitten, maar ze worden veel te duur. Hoe duurder een duif is des te meer kansen zo’n duif krijgt. En vaak is dat niet terecht. Ik hanteer de stelregel dat uit een nieuwe aankoop binnen drie jaar iets bruikbaars moet zijn gekweekt. Zo niet, dan gaat de duif weg en wordt ook niet doorverkocht. Om de kwaliteit van mijn duiven te verbeteren werk ik samen met een aantal bevriende liefhebbers. We ruilen duiven en doen aan samenkweek met elkaars beste duiven. Zo kun je zonder financiële inspanning aan betere duiven komen. Daarnaast vind ik het ook leuk om dit soort dingen samen te doen met duivenvrienden en we worden er beiden beter van en dat hoort ook bij de duivensport beleving.”
Met goede duiven op je hok kom je al een heel eind. Sommigen verkondigen dat dit het enige is dat echt belangrijk is om succes te hebben. Nu ben ik zelf op honderden duivenhokken geweest waar hele goede duiven zitten, maar ondanks het bezit van deze goede duiven kunnen deze liefhebbers niet opboksen tegen de gevestigde grote namen. Er is dus wel wat meer nodig dan alleen goede duiven. Ik vroeg Gert hoe hij hier tegenaan kijkt. Gert; “Ik beschouw mezelf als gewone liefhebber. Ik heb het druk met mijn werk en duiven is een uit de hand gelopen hobby waar ik enorm veel plezier van heb. En ik heb een goed hok duiven. Maar zoals een aantal profs nu bezig zijn is het voor de gewone man heel lastig om die te verslaan. Als je heel gedreven bent probeer je ertussen te staan. Dat is het streven, maar voor de meeste “gewone” liefhebbers is dat bijna niet meer mogelijk. De vraag is of je je er maar bij moet neerleggen dat deze profs nu eenmaal meer mogelijkheden hebben en veel meer middelen hebben dan de gewone liefhebber. Ik denk wel dat het een probleem is dat vanuit de bond moet worden opgelost.”
Met het bovenstaande doelt Gert op de kloof tussen profs/semi profs en de hobbyspelers. Deze kloof is in sommige regio’s zeer groot en heeft tot gevolg dat er liefhebbers afhaken en dat is erg jammer. Gert; “Het oprollen van hele concoursen is een gevolg van de dominantie van een aantal professionele tophokken die vooral in deze periode dagelijks veel tijd en energie in hun duiven stoppen. Voor mij en alle werkende liefhebbers is dat niet op te brengen. Toch blijf ik mijn uiterste best doen om elke week één of meerdere kopduiven te klokken. Het belangrijkste is dat je van de duivensport kunt blijven genieten. En dat lukt me tot nu toe goed. Maar zeker tijdens het vliegseizoen komt het nogal eens voor dat ik tijd tekort kom om de verzorging tot in de puntjes goed te doen. Om goed te presteren is observatie van je duiven zeer belangrijk. Je moet het direct zien als er iets niet goed gaat. En dan moet je niet wachten maar gelijk het probleem aanpakken, maar door een tekort aan tijd vanwege mijn werk, kijk ik het soms nog even aan, maar dan gaat het vaak mis.”
Tot slot een paar vragen op basis van reacties die op de vorige columns over succes in de duivensport binnenkwamen.
Is succes in de duivensport geheel de verdienste van de liefhebber?
Ik denk van wel want de liefhebber moet zorgen voor een hok wat functioneert met duiven die presteren en die goed verzorgd moeten worden. Wat je erin stopt komt er ook weer uit. De liefhebber is dus mijn inziens de belangrijkste schakel.
De vorige hoofdpersonen in de columns over dit onderwerp gaven allemaal aan dat alleen met een zeer strenge selectie de top kan worden bereikt. Ben jij het hiermee eens?
Ja. Hoe strenger je selecteert hoe minder duiven je te verzorgen hebt en dat komt ten goede aan alles. Bij mij gaan de jonge duiven mee op alle jonge duivenvluchten en ik zie graag dat ze eens laten zien dat ze het kunnen. Als de jonge duiven vluchten zijn afgelopen, worden die er nog zijn geselecteerd op prestaties, gezondheid, bouw en afstamming. Ik zie graag een goed gebouwde duif. Daar kom je zeker verder mee. Maar het karakter is bepalend voor de wedstrijdduif en op vluchten met één nacht mand kunnen vele duiven je verassen. Mijn beste duiven zijn ook vaak goed gebouwde fijne duiven die presteren op +350 km vluchten. Na de vluchten worden ze geselecteerd. Niet tijdens het seizoen. De ouden direct na hun laatste vlucht. De duiven krijgen hier misschien te veel kansen, maar vaak ben ik verrast dat als de afstanden groter worden andere duiven gaan presteren en dit dan ook vol blijven houden. Ze moeten zeker iets hebben laten zien als jaarling.
Kampioenen in wat voor sport dan ook hebben een combinatie van talent en volharding, veel inzet, de juiste mentaliteit en een slimme aanpak. Vooral de extra inzet zien veel kampioenen als de reden van hun slagen ten opzichte van degenen die niet succesvol zijn. Herken je iets van jezelf hierin?
Er zijn twee types liefhebbers. Het ene type ziet de duivensport echt als sport en doet er alles aan om daarin uit te blinken. Het andere type ziet de duivensport meer als hobby, een plezierig tijdverdrijf met veel sociale contacten. Beiden genieten op hun manier van de duiven en alles daaromheen. Ik behoor tot het eerste type en doe altijd mee om te winnen. En daar doe ik alles voor wat binnen mijn vermogen ligt. Als ik thuis ben, dan ben ik bij mijn duiven bezig met het verzorgen en observeren. Ik heb vaak een duif in de hand om te bekijken hoe ze ervoor staan, en geniet van de omgang met mijn duiven.
Hoe zie jij de toekomst van de duivensport?
De toekomst van de duivensport zal met veel minder liefhebbers zijn. Het valt niet mee mensen enthousiast te maken. Terwijl we een prachtige hobby hebben die iedereen op z’n eigen erf tot op hoge leeftijd kan blijven beoefenen. Maar om succesvol in de duivensport te zijn, moet je wel veel doen en daar gaat het vaak mis. Mensen willen teveel en leggen de lat niet op realistische hoogte. Niet iedereen kan kampioen worden. Maar iedereen moet naar z’n eigen mogelijkheden kijken en zorgen dat je plezier hebt in de duivensport. Dat zijn niet alleen de prestaties, maar vooral het totaalplaatje realistisch bekijken en dan genoegen nemen met wat minder. Maar wel genieten van onze mooie hobby, de omgang met de duiven en andere duivenliefhebbers. Het is mij zelf ook niet gelukt om één van mijn kinderen enthousiast voor de duivensport te maken. Ik ben al blij dat mijn vriendin met wie ik inmiddels 31 jaar samen ben, geen probleem heeft met de duivensport en mij m’n hobby gunt. De éénhoksraces kunnen (mits goed georganiseerd) voor sommige duivenliefhebbers met minder tijd en mogelijkheden bij huis wel een mogelijkheid zijn om toch duiven te houden. Voor mij persoonlijk is dat niets, maar de duivensport blijft bestaan, al zal het met minder leden worden.