- dinsdag 03 januari 2017
,Informatief,,Twee adviezen: verse granen en ongedierte in het voer
Regelmatig ontvangen we een Nieuwsbrief van één van onze sponsoren, GARVO. Daarin staan heel veel, voor onze hobby interessante, zaken over voeren, voer en hoe daar mee om te gaan. We hopen dat andere sponsors het voorbeeld van Garvo gaan volgen. Een greep uit de adviezen uit de laatste Nieuwsbrieven:
Verse granen voeren aan kippen en duiven
De nieuwe graanoogst komt binnenkort weer beschikbaar. Voor particulieren met veel dieren is het soms verleidelijk om goedkoop een hoeveelheid graan bij akkerbouwers te halen om dat aan hun dieren te voeren. Vaak komen ze van een koude kermis thuis! Verse granen hebben namelijk een aantal nadelen. Pas geoogste granen zijn nog niet goed afgerijpt en in de verse graankorrels is nog een proces gaande. Dit proces kan in de darmen van dieren zorgen voor een verhoogt aandeel zwavel in de voeding. Dit verhoogde aandeel zwavel belemmert de werking van verteringsbacteriën. De voedingsstoffen kunnen daardoor niet goed opgenomen worden. Ca. 6 tot 8 weken na het oogsten zijn graankorrels voldoende afgerijpt en kunnen ze zonder problemen gevoerd worden.
Bij duiven is bekend dat ze van verse tarwe dunne mest en daarmee vormverlies kunnen krijgen. Kippen kunnen de effecten van verse granen ervaren als een sterke voerwisseling en als gevolg daarvan in de rui komen en / of stoppen met leggen. Met name de nekrui lijkt met verse granen te worden gestimuleerd. Dit is voor u als fokker nu onwenselijk. Het voeren van verse granen kunnen we u dan ook gegrond afraden, het prijsvoordeel weegt niet op tegen de nadelige effecten. Garvo tracht voorafgaand aan de oogstperiode altijd een buffer “oude” granen op te bouwen zodat de dieren de overgang naar de nieuwe oogst niet zullen merken.
Ongedierte in het voer
Misschien is het u al wel eens overkomen dat u een zak voer open maakte, waar ongedierte in zat. De meest voorkomende soorten ongedierte in voeders zijn klander, voermijt en voedermot. Met name graanmengsels zoals kippengraan en duivenvoer zijn gevoelig voor deze diertjes. Voer is en blijft natuurlijk een natuurproduct en al is bovengenoemd ongedierte niet voor alle dieren direct even nadelig, ze horen simpelweg niet in het voer! Graag vertellen wij wat meer over deze diertjes en hoe het risico erop te beperken is.
Klander
Dit is een zespotig roestbruin tot zwart kleurig kevertje met een lengte van ca. 4 mm, die met zijn scherpe kaken een gaatje in het voer vreet. Klander behoort tot de meest gevreesde voorraadinsecten. Dit komt omdat de larven van deze kever de kiemen van graan opeten en ze in ongehoord grote aantallen kunnen voorkomen (tot 4000 per kilo graan). Het eitje overwintert in het voer of in voerruimtes en komt uit wanneer het vochtigheidsgehalte en de temperaturen hoog zijn. Het is dan volop zomer of nazomer en het voer zit verwerkt in grote silo’s of in de voerzak. De kleine kevertjes vermeerderen zich snel en leggen vooral in naden en kieren hun eieren. Klandereitjes kunnen dus onopgemerkt op voer of in uw opslagruimte aanwezig zijn. Klander kan worden bestreden met de spuitbus, maar de eieren niet! Als er eenmaal eieren in kieren en naden zitten, komen ze het volgende jaar weer tevoorschijn als de temperaturen binnen hoger zijn als buiten (dus na de warme zomer). De kevers willen overleven en zullen het voer wat er ligt gaan opzoeken.
Het is verstandig de voerruimte steeds goed schoon te houden en bij de geringste besmetting de naden en kieren uit te branden. De eieren gaan alleen kapot na verhitting boven 100 graden C. Indien de fabrikant de granen zou verhitten tot boven de 100 graden, zou dat ten koste gaan van de kiemkracht. Het voer is dan dood. Dit kan natuurlijk niet en dus moeten we deze ellende proberen te voorkomen.
Voedermijt of meelmijt
Mijt is een spinachtig klein diertje dat met het blote oog nauwelijks te zien is. Het diertje houdt zich vooral op in stof of meel. De eitjes komen uit bij hoge temperaturen in combinatie met een hoge luchtvochtigheid. Ze komen vaak voor in oude voerresten die veel stof bevatten en verspreiden een vieze zoete geur. Vaak zitten ze in stoffig oud voer. Meelmijt kan zich ook bij een lage temperatuur ontwikkelen, het gaat dan niet zo snel, maar het gebeurt wel. Meelmijt ontwikkelt zich van ei en larve via twee nymphe-stadia (jonge mijtjes) tot een volwassen mijt. In het tweede nymphe-stadium kan de mijt in het zogenaamde hypopus-stadium overgaan, ze houden dan een soort "winterslaap" die ze beschermt tegen uitdrogen, als de luchtvochtigheid hierna toeneemt, kunnen ze er weer tegenaan.
Mijten komen in vele granen voor en kunnen omdat ze in voedsel leven, heel moeilijk bestreden worden met een insecticide (bestrijdingsmiddel), het enige juiste dat men kan doen is dan ook het zo droog en koel mogelijk opslaan van het voer. Heeft men voermijt ontdekt, dan moet het direct worden verwijderd en de voerplaats moet ontsmet worden. Het voer kunt u eventueel verpakken in kleinere hoeveelheden en daarna in de diepvries gooien. Na enkele dagen eruit halen en heel goed zeven, zodat er geen „stofje“ (dode mijten) meer in zit. U kunt dit doen, u hoeft dit niet te doen. Ieder zijn eigen keuze.
Voorkomen van een ongedierteplaag
Indien u voeders bewaart in een vochtige omgeving, waar de temperaturen hoog kunnen oplopen is dat vragen om moeilijkheden. Bewaar voer daarom altijd op een droge, koele, stofvrije en mogelijk donkere plaats en sluit open zakken altijd goed af. Orde en netheid is het behoud van uw voer en dan zult u ook de minste problemen hebben. Bewaar geen oude kliekjes voer en neem niet te veel in voorraad. Indien u geen koele droge plaats kunt vinden, is het verstandig het voer in een goed ventilerende ruimte te plaatsen. Als je 2 raampjes tegen elkaar een heel klein beetje loszet, ontstaat er een luchtstroom (tocht) waar mijten een enorme hekel aan hebben. De eitjes ontwikkelen zich dan niet of nauwelijks. Uiteraard doen wij als voerfabrikant ook ons uiterste best om voeders vrij van ongedierte te leveren!
Schadelijk voor dieren?
Het zal u wel duidelijk zijn dat ongedierte altijd ongewenst is. Bij duiven bijvoorbeeld gaat het zelfs ten kosten van de conditie De duiven zullen er niet direct dood aan gaan, maar de conditie is weg, de ontlasting vaak dun. Het ongedierte kan de duif verzwakken en daardoor kunnen weer andere darmbacterie een kans krijgen om duiven ziek te maken. Een lichte besmetting kan heel snel een zware besmetting worden, bij duiven dus absoluut ongewenst. Voor kippen is een klanderbesmetting geen ramp, maar ideaal is het beslist niet. Voorkomen is beter dan genezen, en daar gaan we als voerfabrikant ook voor!