vrijdag 07 april 2023
Gerrit Knol - Zwolle / Schrijvers over de duivensport.10 (slot)
Wanneer ik een serie columns afsluit, blik ik altijd terug op de voorgaande columns en verwerk ik in de laatste column uitspraken die kenmerkend waren voor de liefhebbers die in de desbetreffende columns centraal stonden. Ik doe dat in de vorm van vragen die ik de hoofdpersoon van de afsluitende column voorleg. Voor de afsluitende column in de serie “Schrijvers over de duivensport” had ik een boeiend gesprek met Gerrit Knol uit Zwolle, de hoofdredacteur van “Het Spoor der Kampioenen”.
Gerrit is 64 jaar en heeft vanaf zijn 6e jaar duiven met een kleine onderbreking van 3 jaar, toen hij vanwege zijn gezin en een drukke baan eventjes geen tijd kon vinden om de duivensport te beoefenen. Hij is door zijn vader in de duivensport gerold. Thuis zijn altijd duiven geweest. Zijn vader was het ook die er bij Gerrit op aandrong om te solliciteren bij “Het Spoor” toen daar een vacature vrijkwam voor hoofdredacteur. Gerrit zat op dat moment (2013) zonder werk na een lange loopbaan in de verzekeringswereld. Hij had zich voordat hij deze baan kreeg nooit eerder bezig gehouden met schrijven voor een duivensportblad. Zelfs het lezen schoot er vaak bij in vanwege zijn drukke baan.
Gerrit heeft zich sinds de eind jaren 90 toegelegd op de overnacht. Die vluchten vond hij altijd al het mooiste, ook toen hij nog het programma speelde. Dat past ook een beetje bij zijn persoonlijkheid. Gerrit houdt van uitdagingen die ingewikkeld of zwaar zijn, zowel in werk als in hobby. Hij schaatste bijvoorbeeld ook twee keer de Elfstedentocht. Toen de specialisatie zijn intrede deed in de duivenwereld, koos hij voor de marathons. Dat zijn mooiste duivensportherinnering die van een fondduif op een marathonvlucht is, is dan ook niet verwonderlijk. Het betreft zijn herinneringen aan de Berber, een duif die vele mooie prijzen op de grote fond heeft gespeeld en jaren achtereen steeds als eerste in Zwolle terug was op de 1000 km + vluchten. En één prestatie springt daar voor Gerrit uit. Het was een vlucht vanuit Tarbes wat voor Zwolle een afstand van rond de 1130 kilometer is. Vanwege de weersomstandigheden (harde zuidwesten wind) werd besloten van de middaglossing een ochtendlossing te maken. Gezien de afstand en de snelheden die op kortere afstanden waren behaald, had Gerrit niet verwacht dat hij er eentje zou doorkrijgen. Maar plotsklaps om 22.30 uur in de schemering zat zijn Berber op de klep. Een 1e wederom in Zwolle en Nationaal ook mooi op tijd, en een kippenvelmoment voor Gerrit. Naast de marathons heeft Gerrit zich de laatste paar jaar ook op de OLR’s toegelegd. Hier zijn ook al een paar mooie successen op behaald.
Gerrit geniet na 10 jaar hoofdredacteur te zijn van “Het Spoor der Kampioenen” binnen de duivenwereld redelijk wat bekendheid. Bekendheid brengt altijd voor en nadelen met zich mee. Er wordt over je gesproken en dat kan zowel positief als negatief zijn. Zo hoor ik nog wel eens duivenliefhebbers zeggen dat Gerrit in hun ogen wat te moralistisch is. Ik vroeg Gerrit wat hij van deze kritiek vindt. Gerrit; “Ik doe dat bewust. De duivensport kan mijn inziens wel wat moralistische feedback gebruiken. Als ik in mijn column liefhebbers bijvoorbeeld aanspreek op het terughalen van een verloren duif, zeker bij niet duivenhouders, dan zullen zij die dat normaal vinden mij geen moraalridder vinden. Zij die dat wel vinden voelen zich dan als het ware aangesproken op hun eigen gedrag. In Het Spoor komen bijvoorbeeld ook geen scheldwoorden, dieronvriendelijke en vrouwonvriendelijke uitspraken voor. Ook wil ik niet dat er op de man wordt gespeeld. Ik heb daar de afgelopen jaren best wel een paar keer een stevige discussie over gehad met sommige schrijvers. Ik geef de reporters veel vrijheid en krijg die zelf ook van de eigenaar van het blad, maar er zijn fatsoensgrenzen die ik zelf bepaal. Dus er wordt wel eens gecensureerd en er zullen best lezers zijn die het daar niet mee eens zijn. Maar ik denk dat ik daar het blad en de duivensport een dienst mee bewijs. Er is al negativiteit genoeg als ik zo nu en dan hoor wat er bijvoorbeeld op Facebook wordt geschreven. Zelf heb ik ook een account, maar ik lees er nooit op.”
In mijn optiek lijken veel reportages op elkaar en missen ze vaak diepgang. Met John Laan (column 5) had ik hier een heel interessant gesprek over destijds. John gaf aan dat hij er zelf altijd naar streefde om bij een hokbezoek bij een topliefhebber die al jaren hard speelt, boven water te krijgen waar die liefhebber zijn succes aan te danken had. En dat dit best moeilijk is om te doorgronden. Een reporter moet daar vaak veel moeite voor doen. En dat is ook niet iedereen gegeven. Ik vroeg Gerrit hoe hij hier tegenaan kijkt. Gerrit; “Ik snap de kritiek dat teveel reportages te oppervlakkig gevonden worden. Ik zie dat ook wel en probeer er wat aan te doen. Zo heb ik een paar keer een bijeenkomst met alle schrijvers van “Het Spoor” georganiseerd onder leiding van Rob van Vuure de Bladendokter, die zijn sporen heeft verdiend bij een tiental bekende Nederlandse publieksbladen die hij inhoudelijk aantrekkelijker heeft gemaakt, waardoor de oplages stegen. In deze bijeenkomsten wordt feedback gegeven en tips en trucs uitgewisseld.”
Ook Coen Brugman (column 6) gaf aan dat het niet meevalt om een kampioen het achterste puntje van zijn tong te laten zien. Zijn beste reportages schreef hij wanneer er een klik was met de desbetreffende liefhebber, gaf Coen aan. Daarnaast vond Coen dat het werken met standaardvragen hem soms belemmerde om een goede reportage te maken. Ik vroeg Gerrit of hij dat herkende. Gerrit; “Volgens mij hoeft er niet beslist een klik te zijn met de liefhebber om een goede reportage te schrijven. Standaardvragen kunnen een mooi startpunt voor het vraaggesprek zijn. De kunst is echter om de juiste vragen te stellen en door te vragen, dus inderdaad niet een lijstje met standaardvragen af te werken, zonder op de antwoorden in te gaan.”
Net als beide hiervoor genoemde schrijvers geeft ook Kapelaan Bert Breuer, de bekende columnist van het NP Orgaan en duivenboekenschrijver (column 4) aan dat het van belang is dat de grote kampioenen hun werkwijze zo goed mogelijk uit de doeken doen. Hij vindt het de taak van de schrijver om dit als uitgangspunt voor zijn reportages of columns te nemen. Er moet iets van te leren zijn. Goede schrijvers zijn een must om de duivensport te behouden vindt hij. Hoe kijkt Gerrit hier tegenaan? Gerrit; “Echt goede schrijvers binnen de duivensport zijn sowieso schaars, maar of dat erg is? Ik heb namelijk sterk de indruk op basis van wat ik van de lezers terugkrijg, dat veel liefhebbers niet altijd meer zo zitten te wachten op leerzame artikelen. De meesten willen gewoon graag wekelijks iets over hun hobby lezen. Staan er dan tips of adviezen in is dat mooi meegenomen. Bovendien is het ook een kwestie van de rode draad uit alle verhalen/reportages te halen. Indien 8/10 winnaars op het korte werk opvoeren van licht naar zwaar, dan zal dat wel een goede basis zijn om ook uit te proberen!”
In de eerste column over schrijvers over de duivensport liet ik Rob van Hove aan het woord. Rob schreef in die periode regelmatig over de negatieve aspecten in de duivensport, maar na verloop van tijd stopte hij daar mee. Hij gaf aan dat wanneer je een beerput opentrekt je zelf in de stank komt te zitten. Ik vroeg Gerrit hoe hij aankijkt tegen schrijvers die zich vooral op de negatieve aspecten binnen de duivensport richten. Gerrit; “ Naar mijn mening heeft de duivensport vooral nu schrijvers nodig die mee helpen bouwen aan een toekomstbestendige duivensport. Voor schrijvers die alleen afbreken is binnen “Het Spoor” in ieder geval geen plaats. Wat er op internet allemaal geschreven wordt over de duivensport, gaat overigens grotendeels aan mij voorbij. Ik lees geen blogs. Overigens is dat niet alleen zo in de duivensport. Social media wordt veel gebruikt om onvrede en bedreigingen op de maatschappij los te maken. Daar niet aan mee te doen is een bewuste keuze.”
Wijlen Hans van Rossum (column 2) schreef een aantal jaren geleden kritische columns op duivenvlucht.nl over duivenhandel, eerlijk(er) spel, respect opbrengen voor andermans prestaties, de rol van geld in de duivensport, berekening van kampioenschappen, verliezen met jonge duiven, enz. De rode draad in Hans zijn columns was dat hij de duivenliefhebbers een spiegel voorhield. Ik mis zo’n type schrijver eigenlijk. Ik vroeg Gerrit of er ruimte is voor een dergelijke schrijver in het Spoor. Gerrit; “Zeker is er in het Spoor ruimte voor een kritische journalist, maar dan heb je het feitelijk over onderzoeksjournalistiek. Iemand die feiten achterhaalt. Er zijn uiteraard onderwerpen genoeg die onderzocht zouden kunnen worden. Dat kost echter zeer veel tijd en inspanning en daar voorziet onze opzet van het blad niet in. Uiteraard staan wij open voor zaken die wel uitgezocht zijn en van voldoende kwaliteit zijn gewaarborgd. De WOWD doet dergelijke onderzoeken en deze nemen we dan ook op in ons blad. Een onderzoeksjournalist die fulltime met een onderwerp aan de slag gaat kunnen we als duivensportblad echter niet betalen. Of de prijs van het blad moet flink omhoog en ik denk niet dat het gros daar op zit te wachten.”
John Logeman (column 7) en Henk van Caam (column 8) gaven beiden aan dat de duivensport in hun ogen zeker wel toekomst heeft. Naast behouden van de liefhebbers die er nog zijn, zal er door het NPO bestuur meer aandacht moeten zijn voor het imago van de duivensport. Ook zal de duivensport een nieuwe doelgroep moeten aanspreken. Ook van Gerrit heb ik in het Spoor regelmatig een dergelijk geluid gehoord. Gerrit; “De gemiddelde liefhebber streeft niet naar een kampioenschap. Die is al lang blij met regelmatig een uitschieter en geniet van de omgang met zijn duiven. Dit zijn de amateurs/hobbyisten. Daarnaast heb je een veel kleinere groep voor wie het echt sport is en daar wel offers voor wil brengen met in hun midden de echte profs. De duivensport heeft beide categorieën nodig. Ik denk echter dat er nog een categorie potentiële duivenliefhebbers is, namelijk de mensen die enorm geïnteresseerd zijn hoe een duif zijn weg naar huis vindt en de duiven onderweg graag zouden volgen. Wanneer er meer gebruik gemaakt zou worden van de moderne communicatietechnieken in de duivensport, zullen we een veel breder publiek aantrekken. Via de website van de NPO kunnen inloggen op een livescherm waarop iedereen de duiven onderweg kan volgen bijvoorbeeld. Als eerst de interesse op deze manier is gewekt, is een volgende stap om bij een liefhebber in de buurt de duiven op te wachten. En dan kan het maar zo zijn dat men zo enthousiast wordt dat men zelf een hok neerzet.”
Wijlen Theo Gruyters (column 3) gaf destijds aan dat hij teveel reporters zag die vanuit een commercieel oogpunt schrijven. In plaats van de lezer informatie te verstrekken waar deze verder mee komt, plaatsen ze pagina’s vol met uitslagen en prestaties van duiven. Kort daarop volgt dan vaak een verkoping van de desbetreffende liefhebber, zo gaf hij aan. Gerrit geeft aan dat hij dit vaker hoort; “In het Spoor worden echter geen reportages geschreven omdat er een verkoping aanhangt. Als dat in een specifiek geval wel zo is dan wordt de reportage een advertorial, d.w.z. een advertentie die wordt gepresenteerd als een redactioneel artikel en wordt dat erbij benoemd. Dit is een duidelijke afspraak die met de eigenaar van het blad gemaakt is.”
In de 9e column stond Rense Sinkgraven centraal, de schrijver van het boek “Dorus de Doffer”. Rense is naar aanleiding van dit boek te gast geweest in diverse radio en televisieprogramma’s en ook schreven een aantal dagbladen waaronder de Volkskrant een uitgebreid artikel over Rense en de duivensport. Hij heeft zich hiermee opgeworpen als een ambassadeur van de duivensport. Gerrit geeft aan dat hij blij is met alle positieve aandacht voor de duivensport, maar zoals de duivensportbond nu functioneert is Rense volgens hem een ambassadeur zonder land. Gerrit; “Ik mis een duidelijk standpunt over hoe de duivensport gepromoot kan worden. De bond heeft geen visie op dit punt. Wanneer er een visie wordt ontwikkeld over hoe de duivensport er in de toekomst uit kan komen te zien en dat deze een duidelijke plaats binnen de huidige maatschappij krijgt, dan kan je verder gaan werken hoe je dit kunt bereiken. Denk aan allerlei zaken die het voortbestaan van de duivensport bedreigen op het gebied van regelgeving (verbieden van duivenhokken in sommige woonwijken, dierenbelangenorganisaties die de hele duivensport willen verbieden) roofvogels, vogelgriep, enz. Inmiddels is de bond daar wel mee gestart. Aan diverse groepen is gevraagd op papier te zetten hoe in hun ogen de duivensport er in 2030 uit zal zien. Met elkaar kan je dan een gezamenlijk gewenst beeld opbouwen en daar dan naar toe werken.”
Tot slot wil Gerrit nog even benoemen dat er onder dit bestuur van de NPO ook beslist mooie stappen worden gezet. Een van die mooie stappen waar ik zelf ook een rol in heb gehad is dat er nu één nationaal kampioenschap is (de samenvoeging van NPO-WHZB-TBOTB). Gerrit; “Het heeft wat voeten in de aarde gehad om dit te realiseren en dat ik hierbij ook een rol had stemt me naast blij ook wel trots.”